Translation of "Kennen" in Portuguese

0.008 sec.

Examples of using "Kennen" in a sentence and their portuguese translations:

- Kennen we jullie?
- Kennen we je?
- Kennen we jou?
- Kennen we u?

- Nós te conhecemos?
- Nós conhecemos você?
- Nós conhecemos vocês?

- Wij kennen jou.
- Wij kennen u.
- Wij kennen jullie.

- Nós te conhecemos.
- Nós conhecemos você.
- Nós conhecemos vocês.

- Kennen we je?
- Kennen we jou?

Nós te conhecemos?

Ze kennen ons.

- Eles nos conhecem.
- Elas nos conhecem.

Kennen we elkaar?

- Nós nos conhecemos?
- A gente se conhece?
- Já nos conhecemos?

Kennen we jullie?

- Nós os conhecemos?
- Conhecemo-los?

Kennen jullie elkaar?

Vocês se conhecem?

We kennen hem.

- Nós conhecemos ele.
- Conhecemos ele.
- A gente o conhece.
- A gente conhece ele.
- Nós o conhecemos.

Ze kennen me.

Eles me conhecem.

Zij kennen Tom.

- Eles conhecem o Tom.
- Elas conhecem o Tom.

Kennen jullie Tom?

Vocês conhecem o Tom?

Vanwaar kennen jullie elkaar?

De onde vocês se conhecem?

We kennen elkaar niet.

Nós não nos conhecemos.

We kennen elkaar al.

Nós já nos conhecemos.

Kinderen kennen geen kwaad.

As crianças não sabem o que é maldade.

We kennen haar niet.

Nós não a conhecemos.

We kennen hem niet.

Não o conhecemos.

We kennen je allemaal.

Todos nós te conhecemos.

Moet ik hem kennen?

Eu tenho que conhecê-lo?

Jullie kennen de regels.

Vocês sabem as regras.

Kennen jullie dit woord?

Vocês conhecem esta palavra?

Hij lijkt ons te kennen.

Ele parece nos conhecer.

De twee vrouwen kennen elkaar.

As duas mulheres se conhecem.

Niemand wil mijn land kennen.

Ninguém quer conhecer o meu país.

Niemand wilde mijn land kennen.

Ninguém queria conhecer o meu país.

Mijn ouders kennen mijn vriendin.

Meus pais conhecem a minha namorada.

We willen Tom leren kennen.

Nós queremos conhecer Tom.

We kennen haar al jaren.

Nós a conhecemos há anos.

Hoe heb je haar leren kennen?

- Como você veio a conhecê-la?
- Como você a conheceu?

- Kennen jullie ons?
- Kent u ons?

- Você nos conhece?
- Vocês nos conhecem?
- Tu nos conheces?

Heb je Toms vriendin leren kennen?

Você conheceu a namorada de Tom?

Tom en Maria kennen de waarheid.

Tom e Mary sabem a verdade.

Hoe kennen jij en Tom elkaar?

Como você e Tom se conhecem?

Heb je hem pas leren kennen?

Você acabou de conhecê-lo?

Wil je mijn ouders leren kennen?

Você quer conhecer os meus pais?

Hij leek de waarheid te kennen.

Ele parece saber a verdade.

Hoe hebben jullie elkaar leren kennen?

Como vocês se conheceram?

Wil je Brazilië komen leren kennen?

Você pretende vir conhecer o Brasil?

- Het verleden kan men slechts kennen, niet veranderen. De toekomst kan men slechts veranderen, niet kennen.
- Het verleden kan men kennen, maar niet veranderen. De toekomst kan men veranderen, maar niet kennen.

O passado só pode ser conhecido, não mudado. O futuro só pode ser mudado, não conhecido.

Het verleden kan men kennen, maar niet veranderen. De toekomst kan men veranderen, maar niet kennen.

O passado só pode ser conhecido, não mudado. O futuro só pode ser mudado, não conhecido.

We kennen alle gevangenissen in het land.

Conhecemos todas as prisões do país.

Als we die chronische gevallen eenmaal kennen...

e, nos casos crónicos, após o conhecermos,

In nood leert men zijn vrienden kennen.

No aperto e no perigo é que se conhece o amigo.

Veel Europeanen kennen het moderne Japan niet.

Muitos europeus não conhecem o Japão moderno.

Ze geeft toe het geheim te kennen.

- Ela admite saber o segredo.
- Ela admite que sabe o segredo.

Ik leerde hem drie jaar geleden kennen.

- Eu o conheci três anos atrás.
- Eu o conheci há três anos.
- Eu o conheci faz três anos.

Ik wilde hen altijd al leren kennen.

Sempre quis conhecê-los.

Ik heb haar in Frankrijk leren kennen.

Eu a conheci na França.

We kennen meer dan 100 miljard sterrenstelsels.

Conhecemos mais de 100 bilhões de galáxias.

Waar heeft u uw echtgenote leren kennen?

Onde você conheceu a sua esposa?

We kennen alle gevangenissen in het land. Waarom?

Conhecemos todas as prisões do país. Porquê?

Ik heb hem in een café leren kennen.

Eu o conheci num bar.

Ik zou je graag beter willen leren kennen.

- Gostaria de conhecê-la melhor.
- Gostaria de conhecê-lo melhor.

...moeten we die markt leren kennen en haar organiseren.

devíamos procurar pegar nesse mercado, conhecê-lo, organizá-lo

- Ken je Tom?
- Kent u Tom?
- Kennen jullie Tom?

Você conhece o Tom?

Het is een grote eer hem te leren kennen.

É uma grande honra conhecê-lo.

Wij twee hebben elkaar leren kennen op een feest.

Nós dois nos conhecemos em uma festa.

- De kerstversieringen gaan omhoog.
- De kerstversieringen kennen een hausse.

O preço dos enfeites de Natal está subindo.

Tom en Maria leerden elkaar kennen op een Halloweenfeest.

- Tom e Maria se conheceram em uma festa de Halloween.
- Tom e Maria se conheceram numa festa de Halloween.

Ik heb hem leren kennen tijdens mijn verblijf in Londen.

Conheci-o durante minha estada em Londres.

Tom kent Maria niet, maar zou haar graag leren kennen.

Tom não conhece a Mary, mas gostaria de conhecê-la.

- Aangenaam kennis te maken.
- Ik ben blij u te leren kennen.
- Ik ben blij je te leren kennen.
- Prettig met u kennis te maken!

Alegro-me em conhecê-lo.

- Ik heb hem drie jaar geleden leren kennen.
- Ik leerde hem drie jaar geleden kennen.
- Ik ontmoette hem drie jaar geleden voor het eerst.

Eu o conheci três anos atrás.

Ik ging elke dag om haar omgeving beter te leren kennen.

Foi preciso ir todos os dias para conhecer melhor o ambiente dele.

- Aangenaam kennis te maken.
- Ik ben blij u te leren kennen.

É um prazer conhecê-lo.

Het meisje dat ik gistermiddag leerde kennen, vind ik erg leuk.

Gosto muito da garota que conheci ontem à tarde.

Ik kijk er echt naar uit om Tom te leren kennen.

Estou realmente ansioso em conhecer o Tom.

Ik herinner me dat ik je in Boston heb leren kennen.

Eu me lembro de ter te conhecido em Boston.

- Aangenaam kennis te maken.
- Ik ben blij u te leren kennen.
- Ik ben blij je te leren kennen.
- Aangenaam.
- Aangenaam kennis met je te maken.

Prazer em te conhecer.

Dan zie je de subtiele verschillen. Dan leer je de natuur kennen.

Mas é aí que vemos as diferenças subtis. E é aí que conhecemos a natureza.

De mazelen is een van de meest besmettelijke ziektes die we kennen.

O Sarampo é uma das doenças mais contagiosas que conhecemos

- Ken je die man?
- Kent u die man?
- Kennen jullie die man?

- Você conhece aquele homem?
- Tu conheces aquele homem?

- Kent u deze buurt?
- Kennen jullie deze buurt?
- Ken je deze buurt?

Vocês conhecem este bairro?