Translation of "Kennen" in English

0.007 sec.

Examples of using "Kennen" in a sentence and their english translations:

- Kennen we jullie?
- Kennen we je?
- Kennen we jou?
- Kennen we u?

Do we know you?

- Wij kennen jou.
- Wij kennen u.
- Wij kennen jullie.

We know you.

- Kennen we je?
- Kennen we jou?

Do we know you?

- We kennen haar niet.
- We kennen hem niet.

- We don't know him.
- We don't know her.
- We do not know her.
- We do not know him.

Ze kennen ons.

They know us.

Kennen we elkaar?

Do we know each other?

Kennen jullie haar?

- Do you know her?
- Do you guys know her?

We kennen hem.

We know him.

Kennen we jullie?

Do we know you?

Kennen jullie hem?

Do you know him?

Kennen jullie elkaar?

Do you guys know each other?

Kennen jullie hen?

Do you guys know them?

Ze kennen me.

They know me.

Zij kennen Tom.

They know Tom.

Kennen jullie Tom?

- Do you know Tom?
- Do you guys know Tom?

Wij kennen jou.

We know you.

Wij kennen jullie.

We know you.

Ze kennen je.

They know you.

Kennen we u?

Do we know you?

We kennen haar.

We know her.

Jullie kennen jullie superkrachten.

You know what your superpowers are.

We kennen ze amper.

We barely know them.

Vanwaar kennen jullie elkaar?

Where do you know each other from?

We kennen elkaar niet.

We don't know each other.

We kennen elkaar al.

We already know each other.

Kinderen kennen geen kwaad.

Children are innocent.

We kennen hem niet.

- We don't know him.
- We don't know her.
- We do not know her.
- We do not know him.

We kennen dit liedje.

We know this song.

We kennen haar niet.

- We don't know her.
- We do not know her.

Ze kennen de routine.

They know the routine.

We kennen je allemaal.

We all know you.

Moet ik hem kennen?

Do I have to know him?

We kennen Maria's vader.

We know Mary's father.

Hoe kennen jullie Tom?

How do you guys know Tom?

We kennen het verhaal.

The tale is familiar to us.

Jullie kennen de regels.

You know the rules.

Kennen jullie dit woord?

Do you know this word?

- Zij kennen elkaar niet zo goed.
- Ze kennen elkaar niet erg goed.

They don't know each other very well.

- Blij u te leren kennen, Ken.
- Blij je te leren kennen, Ken.

Nice to meet you, Ken.

We kennen allemaal het gezegde:

We all know the saying,

Die we kennen als volkstuinen.

that in Britain we call allotments.

Je zou jezelf moeten kennen.

You should know yourself.

We kennen elkaar al jaren.

- We have known each other for years.
- We've known each other for years.

Hij lijkt ons te kennen.

He seems to know us.

Waar kennen wij elkaar van?

How do we know each other?

Waar kennen jullie elkaar van?

How do you know each other?

Ik wil hem leren kennen.

I want to make her acquaintance.

De twee vrouwen kennen elkaar.

The two women know each other.

Heel veel mensen kennen hem.

Very many people know him.

Niemand wil mijn land kennen.

Nobody wants to know my country.

Niemand wilde mijn land kennen.

Nobody wanted to know my country.

Mijn ouders kennen mijn vriendin.

My parents know my girlfriend.

We willen Tom leren kennen.

We want to meet Tom.

We willen de feiten kennen.

We want to know the facts.

We kennen haar al jaren.

- We have known her for years.
- We've known her for years.

Ik wil haar leren kennen.

- I want to make her acquaintance.
- I want to meet her.

Niemand lijkt hen te kennen.

No one seems to know them.

Wij kennen de bestemming nooit.

We never know the destination.