Translation of "أخبرك" in Dutch

أخبرك الحقيقة.

- Ik zeg u de waarheid.
- Ik zeg je de waarheid.

أريد أن أخبرك ما حدث.

Ik wil je vertellen wat er gebeurd is.

ومن أخبرك بهذا؟ لم نطلب منهم سنتاً واحداً.

Wie heeft dat gezegd? We hebben om geen enkele cent gevraagd.

حسنا، دعني أخبرك عن صديقة عائلتنا المُقَرَبة (جيني)

Ik zal je iets vertellen over een vriendin van onze familie, Jenny.

إلا أنني كأب، يمكنني أن أخبرك وكُلِي ثقة

maar als vader kan ik je vertellen

معظم ما أخبرك به اليوم وُلد في ذلك الوقت في وحشة السجن.

Veel van wat ik vandaag vertel... ...is ontstaan tijdens die eenzame tijd in de gevangenis.