Examples of using "أريد" in a sentence and their dutch translations:
Ik wil kopen.
Ik wil hier niet rondhangen. Ik wil naar beneden.
- Ik wil je mening.
- Ik wil jullie mening.
Ook ik wil er een.
Ik wil een gitaar.
Ik wil je niet verliezen.
Ik wil een boek.
Ik wil een boek.
Ik wil vrede.
Ik wil meer.
- Ik wil uw mening.
- Ik wil je mening.
Ik wil een vriend.
Ik wil niet werken.
Ik wil iets zoets.
Ik zou je graag kussen.
Maar ik wil niet.
Ik wil leven.
Ik wil dromen.
Ik wil sterven.
Ik wil Hebreeuws leren.
Ik wil niet werken.
Ik wil heet water.
Ik wil Roemeens leren.
Ik wil slapen.
Ik wil een mp3-speler.
Ik wil met je meegaan.
Ik wil geen vlees.
Ik wil rijden.
Ik wil Iers leren.
Ik wil karate leren.
Ik wil niet slapen.
Ik wil een nieuwe hond.
Ik wil die tas.
Ik wil een pc.
Ik wil een boek om te lezen.
Ik wil naar Kyoto gaan.
Ik wil naar Tokio gaan.
- Ik wil u terugzien.
- Ik wil je weer zien.
- Ik wil u weer zien.
- Ik wil jullie weer zien.
- Ik wil je terugzien.
Ik wil geen stumper zijn, ik wil cool zijn!!
Ik zou graag in New York willen wonen.
Ik wil er niet op gaan staan.
Ik wil dokter worden.
Ik wil graag een diefstal melden.
Ook ik wil komen.
Ik weet wat ik wil.
Ik wil hier zijn.
Ik wil met hem trouwen.
Ik wil Korea bezoeken.
Ik wil een boek schrijven.
Ik wil een kopje thee.
Ik wil de film zien.
- Ik wil er rijk uitzien.
- Ik wil rijk overkomen.
Ik wil op het platteland wonen.
Ik wil naar Japan gaan.
Ik wil dat vergeten.
Ik wil weten wat jouw mening is.
Ik wil een moslim zijn.
Ik wil leren zwemmen.
De eerste boodschap is deze:
Ik wil graag beginnen met een paar vragen.
moet ik nadenken over wat ik wil dat het zegt.
Hij zei: 'Maar ik wil veranderen.
Ik wil beginnen met een citaat van Helen Keller,
wil ik hier vandaag
Ik heb je iets te vertellen.
Ik wil iets om te lezen.
Ik wil in een kasteel wonen.
- Ik wil u terugzien.
- Ik wil je weer zien.
- Ik wil u weer zien.
- Ik wil jullie weer zien.
- Ik wil je nog eens zien.
- Ik wil je terugzien.
Ik wil dat boek lezen.
Ik wil in de stad wonen.
Ik wilde je niet van streek maken.
Wacht. Ik wil je iets zeggen.
Ik wil je vertellen wat er gebeurd is.
Ik wil naar Japan gaan.
- Ik wil een massage. Ik moet ontspannen.
- Ik wil een massage. Ik moet relaxen.
Ik wil wat water drinken.
Denk je dat ik dit wil?
Ik wil dat lied leren.
Ik wil naar school gaan.
Ik wil naar Tokio gaan.