Examples of using "ذلك" in a sentence and their dutch translations:
Ik denk het.
- Ik denk er anders over.
- Ik denk daar anders over.
- Vind je het leuk?
- Vinden jullie het leuk?
Stel je voor:
Om dit te illustreren,
Hoe komt dat?
Ik moet ook zeggen dat hij een poëtische snob was!
- Hou daarmee op!
- Hou ermee op!
- Laat dat!
- Je verdient het.
- U verdient het.
- Jullie verdienen het.
- Check dat.
- Controleer dat.
...dan hadden we dat gezegd.
Dat is mijn broek.
Deze schoenen zijn van haar.
Dat is mijn kat.
- Dat heb ik gezegd.
- Ik zei dat.
- Denk je dat?
- Denkt u dat?
- Denken jullie dat?
- Dat snappen we.
- Dat begrijpen we.
Schrijf dat op.
- Dat hoop ik.
- Ik hoop het.
Dit is serieus.
- Kunt u dat bewijzen?
- Kan je het bewijzen?
Maar ik ben ook ongelooflijk trots op dit dier...
Ik deed het voor haar.
Dat hangt af van de context.
Waarom is dit gebeurd?
Dat is behoorlijk snel.
In plaats daarvan ...
Oké, laten we gaan.
Dat gevoel zal verdwijnen.
En waarom heb ik dat gedaan?
Natuurlijk moet dat.
Hoe zou je het testen?
We weten dat.
Wat toont dit aan?
In plaats daarvan...
Maar het is riskant.
Dat lijkt absurd.
Ik snap het.
je vrij gemakkelijk uitzoeken.
Waarom is dat het geval?
Jullie weten dat allemaal.
Dit kunnen we realiseren
Als we dat doen,
Dat zien ontwikkelen...
Waarom denk je dat?
Waar staat dat voor?
Het was een muis.
Waarom zeg je dat?
- Ik ben het niet eens.
- Ik denk het niet.
De meeste mensen denken dat.
Dat zal niet werken.
Ik hou van de hond.
Het zal de wond verergeren.
- Waarom is dit gebeurd?
- Waarom gebeurde dit?
Dus?
Ik hoop van niet.
Zeg dat niet.
Ik waardeer dit.
- Ik zag het.
- Ik zag dat.
Was dat te veel?
Dat was leuk.
Waarom heb je dat gezegd?
Het verbaast me niet.
Dat maakt nieuwsgierig.
Iedereen weet dat.
Dat is een imitatie.
Doe het nu.
- Wie is deze persoon?
- Wie is die persoon?
Het gaat niet gebeuren.
Wat is dat geluid?
- Je hebt dit nodig.
- U heeft dit nodig.
- Jullie hebben dit nodig.
- Ja. Dat is juist.
- Ja, dat is correct.
Dat is echt fantastisch!
Die hond is groot.
Dat is onmogelijk!
Geef me dat boek.
- Het ziet er goed uit.
- Dat ziet er goed uit.
Kijk daar eens naar.
Doe het niet!
Heb jij daar geen last van?
Waarom weet jij dat?
Dat zou me niet verbazen.
Ik ken deze jongeman.
Tot dan.
Dit is Maria's hond.
Wie is die jongen?
- Die jongen rent.
- Die jongen is aan het rennen.
- Je hebt het me zelf verteld.
- Zo heb je dat me zelf verteld.
Dat zal je niet helpen.
Daar krijgt ge nog spijt van!
Dat dacht ik dus ook.
- Tom weet dat.
- Tom weet dit.
Waarom zou ik?