Examples of using "Kardeşin" in a sentence and their dutch translations:
Je broer vraagt om hulp.
Hoeveel broers heb je?
Waar is je broer?
Hoe gaat het met je broer?
Is je broer bij hen?
Hoe gaat het met je zus?
Waar is jullie zuster?
- Jouw broer is ziek.
- Uw broer is ziek.
- Jullie broer is ziek.
Hoeveel broers heb je?
Hoeveel broers heb je?
- Hoeveel zussen hebt gij?
- Hoeveel zussen hebben jullie?
- Hoeveel zussen heb je?
- Hoeveel zussen heb jij?
Heb je broers en zussen?
Is zij uw zuster?
Hoe oud is je zusje?
In welke klas zit je zus?
Je broer is erg boos.
Waarom verkoopt jouw broer zijn huis?
- Tom is je broer.
- Tom is jouw broer.
Wie is jouw broer?
Hoe gaat het met je zus, Zeynep?
- Hoe gaat het met je jongere zus?
- Hoe gaat het met jouw zusje?
Hoe oud is je broer?
- Uw broer heeft mij gezegd dat ge naar Parijs geweest zijt.
- Je broer zei dat je naar Parijs was gegaan.
Hoe gaat het met je zus?
- Is jouw broer een skileraar?
- Is jullie broer een skileraar?
- Is jouw broer skileraar?
- Is jullie broer skileraar?
Je gaat een broertje krijgen.
Hoeveel zussen hebt gij?
Woont je zus daar?
Je broer was vandaag niet op school.
Wie van hen is uw broer?
Hoeveel broers heb je?
Kan uw broer autorijden?
Ik ben niet je broer.
Heb je een broer, Pedro?
Is jouw zus ouder dan jij?
- Heb je broers?
- Heeft u broers?
- Hebben jullie broers?
Hebben jullie zussen?
Is Tom jouw broer?
Een neef is de zoon van een broer of zus.
Kan uw broer autorijden?
Uw zuster is mooi als altijd.
- Heb je een tweelingzuster?
- Heb je een tweelingzus?
Heb je een tweelingbroer?
Tom is de jongste van vijf broers.
Je staat niet zo vroeg op als je zus, toch?
Eerst dacht ik dat hij je broer was.
Hoeveel zussen heb je, en hoeveel broers?
Wanneer vertrok jouw zus vanuit Tokio naar Londen?
Ik vermoed dat die jongen die zo sterk op jou lijkt, je broer is.