Examples of using "Kız" in a sentence and their dutch translations:
- Het meisje dat piano speelt is mijn zuster.
- Het meisje aan de piano is mijn zuster.
Het meisje dat piano speelt is mijn zuster.
Brave meid.
Brave meid.
Het meisje is eenzaam.
Het meisje springt.
Het meisje is lelijk.
Het meisje is mooi.
Het meisje is Iers.
De dochter breit.
- Het meisje leest.
- Het meisje is aan het lezen.
Het meisje dat piano speelt is mijn zuster.
Het meisje lijkt op haar moeder.
Het meisje dat daar zingt is mijn zus.
Ik bel mijn zus op.
Het meisje knuffelde haar pop.
Zet de radio zachter.
- Het meisje heeft schrik van honden.
- Het meisje is bang voor honden.
Het meisje drinkt thee.
- Mijn zus is beroemd.
- Mijn zuster is beroemd.
Ik wacht op mijn vriendin.
Mijn vriendin was aan het huilen.
Mijn vriendin is aan het huilen.
- Dit meisje komt van Japan.
- Dit meisje komt uit Japan.
Ik heb zusters.
Het meisje waste haar haar.
Ik mag je vriendin niet.
Het meisje waste haar haar.
Het meisje opende haar paraplu.
Het meisje eet brood.
Het meisje begon te wenen.
Hoe gaat het met je zus?
- Mijn zus is knap.
- Mijn zus is mooi.
Dat meisje is Mary.
- Schiet op, meisje!
- Haast je, meisje!
Wie is jouw vriendin?
Waar is jouw vriendin?
Waar is jullie zuster?
Ik had het uitgemaakt met mijn vriendin.
Mijn vriendin is Canadees.
Mijn vriendin komt uit Boston.
Mijn zus is een verpleegster.
Wie is dat meisje?
Wie is dat meisje?
Mijn vriendin is Chinees.
Mijn zus gaat trouwen.
Zij is ouder dan hij.
Waar zijn jouw zussen?
- Bel je zusters.
- Roep je zusters.
Mijn zus houdt van snoep.
Wat wil het meisje weten?
Zijn zij zussen?
Het meisje met blauwe ogen is Jane.
Wie is het meisje in een gele regenjas?
Seiko heeft geen zussen.
Ik zal een braaf meisje zijn.
Ik speel een spel met mijn zus.
Zij is niet mijn vriendin. Ze is mijn zus.
Is zij uw zuster?
Dit is een foto van mijn zus.
Dat meisje is arrogant vanwege haar schoonheid.
Hoe oud is je zusje?
Toen ik een meisje bleek te zijn,
En mijn zus had gelijk.
Ik vraag me af wie dat meisje is.
In welke klas zit je zus?
Wie is het meisje in de roze jurk?
Het meisje dat op de piano speelt is Akiko.
Nancy lijkt op mijn zus.
Mijn zus is eindelijk getrouwd.
Het meisje is klein voor haar leeftijd.
Het meisje was bang voor haar eigen schaduw.
Het meisje zag er zo bleek uit.
Dat meisje lijkt wel een jongen.
Ze is een aardig meisje.
Ze is een blonde meid.
Hij is verloofd met mijn zuster.
Dat meisje is heel knap.
Ik zal een braaf meisje zijn.
Hij heeft geen vriendin.
Mijn tante is de zus van mijn vader.
Dat meisje kan niet fietsen.
Wie is dit mooie meisje?
Het meisje liet de vogel ontsnappen.
- Mijn hartsvriendin vertrok naar Canada.
- Mijn hartsvriendin is naar Canada gegaan.
Mijn zus is heel intelligent.
Ik ben gelukkig met mijn vriendin.