Examples of using "Tane" in a sentence and their dutch translations:
Hoeveel?
en dan nog een, en nog een.
Hier is een.
Vier vragen.
Als we twee...
Ja, twee.
- Er waren er nog twee over.
- Er bleven er twee over.
Laten we er een proberen.
We hebben er eentje gevonden.
Ik zal er een kopen.
Ik kan er twee kopen.
Ik wil er eentje!
Nog een!
daarna vonden we er nog een en nog een.
- Hoeveel talen spreek jij?
- Hoeveel talen spreek je?
- Hoeveel talen kan je spreken?
- Hoeveel woordenboeken heb je?
- Hoeveel woordenboeken heeft u?
Ik heb niet één zuster maar twee.
Daar komt er een aan.
Kijk, hier is een.
Hoeveel boeken hebben jullie?
Hoeveel tassen heb je?
Hoeveel talen kan je spreken?
- Probeer er alsjeblieft een.
- Probeer er alstublieft een.
- Hoeveel cd's hebt ge?
- Hoeveel cd's heb je?
Er is er één minder.
- Ik wil er één!
- Ik wil er eentje!
Neem er maar een.
Ik wil er nog een.
Hoeveel vissen heb je gevangen?
Neem er nog een.
Hoeveel pruimen zijn er?
Hoe veel hamburgers zijn er?
Hoeveel perziken zijn er?
- Hoeveel hamburgers heb je gegeten?
- Hoeveel hamburgers heeft u gegeten?
- Hoeveel hamburgers hebben jullie gegeten?
- Hij heeft twee boeken geschreven.
- Hij schreef twee boeken.
Hoeveel bloemen heb je gekocht?
Hoeveel belegde broodjes zijn er nog over?
Hoeveel kinderen heb je?
Hoeveel appels wilt u?
- Wil je er een?
- Wilt u er een?
- Wil je er eentje?
- Wilt u er eentje?
- Geef me drie.
- Geef me er drie.
Laten we een andere proberen.
Ik moet er een kopen.
Hoeveel dingen heb je gekocht?
Wij hebben drie dochters.
Ik hoorde drie explosies.
Hoeveel mango's wil je?
Hoeveel kinderen zijn er?
- Ik heb twee zonen.
- Ik heb twee zoons.
- Er ontbreekt een vork.
- Er ontbreekt één vork.
- Ik heb vijf avocado's gegeten.
- Ik at vijf avocado's.
- Hoeveel talen spreekt u?
- Hoeveel talen spreken jullie?
- Hoeveel talen spreek jij?
- Hoeveel talen spreek je?
- Ik ving drie vissen
- Ik heb drie vissen gevangen.
Ik heb drie sinaasappels gekocht.
- Hoeveel klokken had je?
- Hoeveel klokken had u?
- Hoeveel klokken hadden jullie?
Hier is eentje.
- Ik koop een nieuwe.
- Ik zal een nieuwe kopen.
- Neem er alsjeblieft nog een.
- Vooruit, neem er nog een.
Ober, drie koffies, alstublieft.
- De kamer heeft twee vensters.
- De kamer heeft twee ramen.
De school heeft vier computers.
Spanjaarden hebben twee achternamen.
Hoeveel bloemen koop je?
Ik heb acht broers.
Hoeveel talen zijn er in Europa?
Hoeveel potloden heb je?
Hoeveel leerlingen zitten er in jouw klas?
Er deden maar vier paarden mee aan de race.
Hoeveel sterrenstelsels zijn er in het universum?
Jorge kan vier talen spreken.
Hoeveel Engelse woorden kent u?
Hoeveel zussen hebt gij?
Hij heeft zeven zonen.
Duitsland heeft twee hoofdsteden.
Hoeveel eilanden heeft Indonesië?
Hoeveel zonen heeft Tom?
Hoeveel moskeeën zijn er in Istanboel?
Hoeveel sinaasappelen heeft Tom gegeten?
Hoeveel toeschouwers waren er daar in het stadion?
Hoeveel tv's heeft Tom?
Hoeveel meren zijn er in Finland?
Hoeveel Eskimo's wonen er in Groenland?
Hoeveel intieme vrienden heb je?
Ze hebben er ook een.
Ook ik wil er een.
- Hoeveel gele bloemen zijn daar?
- Hoeveel gele bloemen zijn er?
Er waren vijf jongens in de kamer.
Hoeveel paarden zijn er in Zweden?
Hoeveel kerstmannen zijn er?
Ik wilde vijf ananassen.
- U heeft twee oudere broers.
- Jij hebt twee oudere broers.
- Jullie hebben twee oudere broers.
Hoeveel broers heb je?