Examples of using "Ustedes" in a sentence and their dutch translations:
Jij bepaalt.
Kom op, je kunt het.
Geloven jullie dat?
En jullie?
Jullie eten.
Vist u?
Jij hebt het voor het zeggen. Jij bepaalt.
Kom op, je kunt het. Het is aan jou. Je moet een beslissing nemen.
Kom op, je kunt het.
Zeg jij het maar.
We rekenen op jou.
- Gaan jullie ook?
- Gaat u ook?
- Gij zijt kinderen.
- Jullie zijn kinderen.
- Heb je dat gedaan?
- Heb je het gedaan?
- Heeft u het gedaan?
- Heb jij het gedaan?
- Hebben jullie het gedaan?
Zoals jullie weten.
Ruiken jullie iets?
Wacht hier.
Kennen jullie hem?
Hoeveel betalen jullie?
- Waar gaan jullie naartoe?
- Waar gaan jullie heen?
Jullie zijn idioten.
U bent onpartijdig.
Zijn jullie twee vrienden?
Jullie liegen!
Ik denk aan jullie.
Ze hoestten.
- Ik reken op u.
- Ik reken op jullie.
Woont u hier?
Kent een van jullie hen?
Waar wonen jullie allemaal?
Jij bent de baas.
De missie, voor jou...
Het is jouw beslissing, maar neem hem snel.
Het is aan jou.
Het is aan jou.
Jouw beslissing. Wat wordt het?
Je trekt hem over je heen.
Jij bakt heerlijke taarten.
Spreken jullie allemaal Frans?
Hoeveel talen spreken jullie?
- Gij zijt nieuwe studenten.
- Jullie zijn nieuwe studenten.
Verkoopt u sportschoenen?
Jullie hebben nieuwe schoenen nodig.
Je sliep.
Jullie zijn nog jong.
Jullie schrijven.
Ik ben trots op u.
U heeft geen hart.
Wat zijn jullie saai.
Het is jouw beurt.
- Ik heb ontbijt voor u gemaakt.
- Ik heb ontbijt voor je gemaakt.