Examples of using "Deciden" in a sentence and their dutch translations:
Jij bepaalt.
Zeg jij het maar.
Het is jouw beslissing, maar neem hem snel.
Jouw beslissing. Wat wordt het?
Ze nemen geen belangrijke beslissingen.
Jij geeft leiding aan deze tocht. Jij bepaalt.
Jij beslist, maar schiet op, het is koud.
Jij beslist. Maar schiet op, het is hier heet.
Wat denk jij? Modder of takken? Jij bepaalt.
...of we maken een kamp in de boom. Jij bepaalt.
Jij beslist. Maar doe het snel. Dana heeft ons nodig.
Jij hebt het voor het zeggen. Jij bepaalt.
...en jij bent degene die beslist waar we langs gaan.
Of de gaspeldoorn? Aan jou de keus.
Jij bent de baas, jij gaat me me mee. Jij bepaalt.