Translation of "Oficina" in Dutch

0.015 sec.

Examples of using "Oficina" in a sentence and their dutch translations:

A una oficina gubernamental,

een overheidsgebouw,

Logré encontrar su oficina.

Ik ben erin geslaagd zijn kantoor te vinden.

¿Dónde está mi oficina?

Waar is mijn kantoor?

Estaré en mi oficina.

Ik zal in mijn kantoor zijn.

Encontré su oficina con facilidad.

Ik heb gemakkelijk zijn kantoor gevonden.

¿Fuiste ayer a la oficina?

- Ging je gisteren naar kantoor?
- Ben je gisteren naar kantoor gegaan?

Entré a la oficina nueva.

Ik ging binnen in het nieuwe kantoor.

Enviaste CDs desde tu oficina.

Je hebt cd's gezonden uit je kantoor.

Enviaste artículos desde tu oficina.

Je hebt artikels gezonden uit je kantoor.

Fue sencillo encontrar su oficina.

Het was makkelijk om zijn kantoor te vinden.

Ella está en la oficina.

Zij is op kantoor.

- Mi oficina está en el quinto piso.
- Mi oficina está en la quinta planta.

- Mijn kantoor bevindt zich op de vijfde verdieping.
- Mijn kantoor is op de vijfde verdieping.

Trabaja como una dama de oficina.

Ze werkt als een kantoordame.

Fui hasta la oficina de correos.

Ik ging tot aan de post.

Él vino a mi oficina ayer.

Gisteren kwam hij naar mijn kantoor.

Él trabaja conmigo en la oficina.

Hij werkt met mij in het kantoor.

Quiero enseñarte algo en mi oficina.

- Ik wil je iets laten zien in mijn bureau.
- Ik wil je iets laten zien in mijn kantoor.
- Ik wil u iets laten zien in mijn kantoor.
- Ik wil jullie iets laten zien in mijn kantoor.

Su oficina queda en el centro.

Zijn kantoor bevindt zich in het stadscentrum.

¿Dónde está la oficina de correos?

Waar is het postkantoor?

Él encontró su oficina sin dificultades.

Hij vond zijn kantoor zonder problemen.

Un día, mientras estábamos en la oficina,

Op een dag toen we in zijn kantoor zaten,

Adjacente a la oficina hay una escalera.

Grenzend aan het kantoor is een vaste trap.

Mi oficina está en el quinto piso.

Mijn kantoor bevindt zich op de vijfde verdieping.

Tom vino a mi oficina esta mañana.

Deze morgen is Tom naar mijn kantoor gekomen.

La puerta de la oficina es amarilla.

De deur van het kantoor is geel.

Mi oficina está en la quinta planta.

- Mijn kantoor bevindt zich op de vijfde verdieping.
- Mijn kantoor is op de vijfde verdieping.

Tom nos está esperando en su oficina.

Tom wacht op ons in zijn kantoor.

La oficina de correos está cerrada hoy.

- Het postkantoor is vandaag dicht.
- Het postkantoor is vandaag gesloten.

¡Nos vemos! ¿Cómo salgo de la oficina?

- Tot ziens! Hoe geraak ik uit het kantoor?
- Tot ziens! Hoe kom ik het kantoor uit?

Quiero que vayas a la oficina de correos.

Ik wil dat je naar het postkantoor gaat.

Nick no tiene que venir a mi oficina.

Nick moet niet naar mijn bureau komen.

Fumar en la oficina está contra las reglas.

Het is tegen de regels op kantoor te roken.

Tom vino a mi oficina a pedirme dinero.

Tom kwam naar mijn kantoor om me om geld te vragen.

Mi oficina se encuentra en el quinto piso.

Mijn kantoor bevindt zich op de vijfde verdieping.

La oficina del alcalde está en el ayuntamiento.

Het kantoor van de burgemeester is in het stadhuis.

Acabo de volver de la oficina de correos.

Ik ben net terug van het postkantoor.

No quiero que Tom vaya a tu oficina.

Ik wil niet dat Tom naar je kantoor gaat.

La oficina de correos está cerca de aquí.

De post is hier dichtbij.

Alguien dejó las ventanas de la oficina abiertas.

- Iemand liet de ramen van het kantoor open.
- Iemand heeft de vensters van het kantoor opengelaten.

La oficina de correos está a media milla.

Het postkantoor is een halve mijl van hier.

El conserje tiene su oficina en el entresuelo.

De conciërge heeft zijn kantoor op de tussenverdieping.

Tom almuerza cerca de la oficina donde trabaja.

Tom luncht vlak bij het kantoor waar hij werkt.

No puedo echar una siesta en la oficina.

Op kantoor kan ik geen tukje doen.

Mi papá normalmente va en bus a su oficina.

Normaal gaat mijn vader met de bus naar kantoor.

El banco queda junto a la oficina de correos.

- De bank bevindt zich naast het postkantoor.
- De bank ligt naast het postkantoor.

No hace falta que vengas a la oficina el sábado.

Je moet niet naar het kantoor komen op zaterdag.

- ¿Dónde está el correo?
- ¿Dónde está la oficina de correos?

Waar is het postkantoor?

Ven a verme a la oficina, así te lo explicaré.

Kom bij mijn kantoor langs, zo zal ik het je uitleggen.

La oficina del señor Popescu está en el décimo piso.

Het kantoor van meneer Popescu is op de tiende verdieping.

La oficina de correos queda a dos millas de aquí.

Het postkantoor is twee mijl van hier.

Quiero que todos estén en mi oficina en veinte minutos.

Ik wil over 20 minuten iedereen op mijn kantoortje hebben.

De vuelta a casa pasaré por la oficina de correos.

Onderweg naar huis ga ik even langs het postkantoor.

Debo llevar otro paquete más a la oficina de correos.

Ik moet nog een pakje naar de post brengen.

La oficina de correos está a dos kilómetros de aquí.

Het postkantoor is hier twee kilometer vandaan.

- Nos encontramos la Navidad pasada, en la fiesta de la oficina.
- Nos conocimos en la última Navidad, durante la fiesta en la oficina.

We hebben elkaar vorige Kerstmis op het kantoorfeest ontmoet.

Trabajé en una oficina de correo durante las vacaciones de verano.

In de zomervakantie heb ik op een postkantoor gewerkt.

Respiró profundamente antes de entrar a la oficina de su jefe.

Hij haalde diep adem voordat hij het kantoor van zijn chef binnenging.

Esta es una oficina de correos, y ese es un banco.

Dit is een postkantoor, en dat een bank.

El señor Tanaka no está en su oficina por el momento.

De heer Tanaka is op het ogenblik niet op zijn kantoor.

A veces me escapo de mi oficina para tomarme un café.

Soms ontsnap ik uit mijn kantoor om koffie te drinken.

La oficina de Tom no está donde yo pensé que estaba.

Toms kantoor is niet waar ik dacht dat het was.