Examples of using "Oficina" in a sentence and their dutch translations:
een overheidsgebouw,
Ik ben erin geslaagd zijn kantoor te vinden.
Waar is mijn kantoor?
Ik zal in mijn kantoor zijn.
Ik heb gemakkelijk zijn kantoor gevonden.
- Ging je gisteren naar kantoor?
- Ben je gisteren naar kantoor gegaan?
Ik ging binnen in het nieuwe kantoor.
Je hebt cd's gezonden uit je kantoor.
Je hebt artikels gezonden uit je kantoor.
Het was makkelijk om zijn kantoor te vinden.
Zij is op kantoor.
- Mijn kantoor bevindt zich op de vijfde verdieping.
- Mijn kantoor is op de vijfde verdieping.
Ze werkt als een kantoordame.
Ik ging tot aan de post.
Gisteren kwam hij naar mijn kantoor.
Hij werkt met mij in het kantoor.
- Ik wil je iets laten zien in mijn bureau.
- Ik wil je iets laten zien in mijn kantoor.
- Ik wil u iets laten zien in mijn kantoor.
- Ik wil jullie iets laten zien in mijn kantoor.
Zijn kantoor bevindt zich in het stadscentrum.
Waar is het postkantoor?
Hij vond zijn kantoor zonder problemen.
Op een dag toen we in zijn kantoor zaten,
Grenzend aan het kantoor is een vaste trap.
Mijn kantoor bevindt zich op de vijfde verdieping.
Deze morgen is Tom naar mijn kantoor gekomen.
De deur van het kantoor is geel.
- Mijn kantoor bevindt zich op de vijfde verdieping.
- Mijn kantoor is op de vijfde verdieping.
Tom wacht op ons in zijn kantoor.
- Het postkantoor is vandaag dicht.
- Het postkantoor is vandaag gesloten.
- Tot ziens! Hoe geraak ik uit het kantoor?
- Tot ziens! Hoe kom ik het kantoor uit?
Ik wil dat je naar het postkantoor gaat.
Nick moet niet naar mijn bureau komen.
Het is tegen de regels op kantoor te roken.
Tom kwam naar mijn kantoor om me om geld te vragen.
Mijn kantoor bevindt zich op de vijfde verdieping.
Het kantoor van de burgemeester is in het stadhuis.
Ik ben net terug van het postkantoor.
Ik wil niet dat Tom naar je kantoor gaat.
De post is hier dichtbij.
- Iemand liet de ramen van het kantoor open.
- Iemand heeft de vensters van het kantoor opengelaten.
Het postkantoor is een halve mijl van hier.
De conciërge heeft zijn kantoor op de tussenverdieping.
Tom luncht vlak bij het kantoor waar hij werkt.
Op kantoor kan ik geen tukje doen.
Normaal gaat mijn vader met de bus naar kantoor.
- De bank bevindt zich naast het postkantoor.
- De bank ligt naast het postkantoor.
Je moet niet naar het kantoor komen op zaterdag.
Waar is het postkantoor?
Kom bij mijn kantoor langs, zo zal ik het je uitleggen.
Het kantoor van meneer Popescu is op de tiende verdieping.
Het postkantoor is twee mijl van hier.
Ik wil over 20 minuten iedereen op mijn kantoortje hebben.
Onderweg naar huis ga ik even langs het postkantoor.
Ik moet nog een pakje naar de post brengen.
Het postkantoor is hier twee kilometer vandaan.
We hebben elkaar vorige Kerstmis op het kantoorfeest ontmoet.
In de zomervakantie heb ik op een postkantoor gewerkt.
Hij haalde diep adem voordat hij het kantoor van zijn chef binnenging.
Dit is een postkantoor, en dat een bank.
De heer Tanaka is op het ogenblik niet op zijn kantoor.
Soms ontsnap ik uit mijn kantoor om koffie te drinken.
Toms kantoor is niet waar ik dacht dat het was.