Examples of using "Fiar" in a sentence and their dutch translations:
- Je bent te vertrouwen.
- Je bent betrouwbaar.
Tom is onbetrouwbaar.
- Ze zijn onbetrouwbaar.
- Zij zijn onbetrouwbaar.
Luna is een betrouwbaar persoon.
Tom is een man die je kunt vertrouwen.
Ik geloof dat hij te vertrouwen is.
Tom is onbetrouwbaar.
Je kunt niemand vertrouwen.
Tom is iemand die niet te vertrouwen is.