Translation of "Confianza" in Dutch

0.005 sec.

Examples of using "Confianza" in a sentence and their dutch translations:

Una confianza increíble,

...een ongelooflijk vertrouwen...

Traicionó mi confianza.

Hij heeft mijn vertrouwen misbruikt.

La confianza se gana.

Vertrouwen wordt verdiend.

Abusó de mi confianza.

Zij heeft mijn vertrouwen misbruikt.

confianza en nuestros medios informativos.

vertrouwen in onze nieuwsuitzendingen.

Ten confianza en ti mismo.

Heb vertrouwen in jezelf.

Él no es de confianza.

Hij is niet betrouwbaar.

Él abusó de mi confianza.

Hij heeft mijn vertrouwen misbruikt.

Ellos son de poca confianza.

- Ze zijn onbetrouwbaar.
- Zij zijn onbetrouwbaar.

Perdí mi confianza en él.

Ik ben mijn vertrouwen in hem verloren.

Él se ganó mi confianza.

Hij won mijn vertrouwen.

La amistad exige confianza mutua.

Vriendschap vereist wederzijds vertrouwen.

Esto ayudaría mucho a generar confianza.

zou dat al een grote stap zijn om vertrouwen op te bouwen.

Nuestra sociedad depende de la confianza:

Onze samenleving is afhankelijk van vertrouwen:

De la confianza en sí mismo.

zijn serene zelfverzekerdheid.

Él tiene confianza en sus capacidades.

Hij heeft vertrouwen in zijn vaardigheden.

Luego de consultarlo con alguien de confianza.

Na overleg met iemand die ik vertrouwde,

Ellos tienen plena confianza en su líder.

Ze hebben het volste vertrouwen in hun leider.

Con la confianza que destellaba en sus miradas.

met het vertrouwen dat uit zijn blikken flitste.

Jamás sabremos si él es digno de confianza.

We zullen nooit weten of hij te vertrouwen is.

La gente perdía la confianza en los bancos.

Mensen verloren het vertrouwen in banken.

Se ganarán la confianza y lealtad de sus usuarios.

ze vertrouwen en trouw kunnen winnen bij gebruikers.

Podría haber sido una interacción increíble y con confianza

Het had een ongelooflijke interactie en vertrouwen kunnen opleveren.

La confianza llega a pie y se va a caballo.

Vertrouwen komt te voet en gaat te paard.

Pero después de que mi abuela falleció, esa confianza se desplomó,

Maar nadat oma stierf nam mijn zelfvertrouwen af,

Y depende de nosotros encontrar la forma de restaurar esa confianza,

En het is aan ons een manier te vinden om vertrouwen terug op te bouwen,

Y luego, a medida que crecía el brazo, recuperó la confianza.

En terwijl hij groeide, kreeg ze haar zelfvertrouwen terug.

Carecía de la confianza para el alto mando, pero bajo la supervisión del Emperador,

Het ontbrak hem aan het vertrouwen voor het opperbevel, maar onder toezicht van de keizer

La confianza en sí mismo y el porte de Soult significaron que pronto fue nombrado oficial.

Soult's zelfvertrouwen en houding zorgden ervoor dat hij al snel officier werd.

- Sé confiado.
- Estate seguro de ti mismo.
- Ten confianza.
- Confía en ti mismo.
- Ten seguridad.
- Confía en ti misma.

- Heb vertrouwen.
- Heb vertrouwen!

- Tom es una persona en la que no se puede confiar.
- Tom es alguien de quien no te puedes fiar.
- Tom es alguien que no te da confianza.

Tom is iemand die niet te vertrouwen is.