Translation of "Confío" in Dutch

"Bien, confío en ti. Confío en ti, humano.

'Ik vertrouw je. Ik vertrouw je, mens.

Confío en Ken.

Ik vertrouw Ken.

Confío en Tom.

Ik vertrouw Tom.

Confío en ti.

- Ik vertrouw je.
- Ik vertrouw u.
- Ik vertrouw jullie.

Yo confío en él.

Ik heb vertrouwen in hem.

No confío en ti.

- Ik vertrouw je niet.
- Ik vertrouw u niet.
- Ik vertrouw jullie niet.

Confío en la victoria.

Ik heb vertrouwen in de overwinning.

Sencillamente no confío en Tom.

Ik vertrouw Tom gewoon niet.

Aún no confío en Tom.

Ik vertrouw Tom nog altijd niet.

No confío necesariamente en las traducciones.

Ik vertrouw niet per se op vertalingen.

- Confío en Ken.
- Creo en Ken.

Ik vertrouw Ken.

Pero con las que confío estar conectada.

Maar ik vertrouw erop dat ik in contact ben.

Tom siempre nos engaña. No confío en él.

Tom misleidt ons altijd; ik vertrouw hem niet.

- Espero que estés de acuerdo.
- Confío en que aceptes.

Ik hoop dat je het eens bent.

- No confío en los políticos.
- No me fío de los políticos.

Ik vertrouw politici niet.

- No confío en lo que ella dice.
- No puedo confiar en lo que ella dice.

Ik kan niet vertrouwen op wat ze zegt.