Examples of using "China" in a sentence and their dutch translations:
Ik hou erg veel van China.
Ik kom uit China.
- Mijn vriendin is een Chinese.
- Mijn vriendin is Chinees.
China, India, Afrika.
- Ik kom uit China.
- Ik kwam uit China.
Ik kom uit China.
Vind je China leuk?
Ik kom uit China.
Ik vind China leuk.
Hij is teruggekomen uit China.
Ga je in de herfst China bezoeken?
Chinese gerechten in Europa lijken totaal niet op Chinese gerechten in China.
Dit boek gaat over China.
China, India, Pakistan.
Je studeert Chinese geschiedenis.
Het is populair in China.
Hij is teruggekomen uit China.
Mijn vriendin is Chinees.
Ik kom oorspronkelijk uit China.
Chili is geen China.
Hij zou ook China bezoeken.
- Ga je China dit najaar bezoeken?
- Ga je in de herfst China bezoeken?
- Mijn vader ging naar China.
- Mijn vader is naar China gegaan.
Ik ben naar Japan gekomen vanuit China.
China is een groot land.
Mijn nieuwe vriendin is Chinees.
Mijn vader vertrok naar China.
Ik heb zes maanden in China gewoond.
Deze traditie is ontstaan in China.
Japan ligt dicht bij China.
Mijn ouders komen uit China.
Auldey is een Chinees merk.
Facebook is geblokkeerd in China.
Ik heb nog een vriend in China.
Hij bezocht China in 1998.
In China zijn er 56 minderheidsgroepen.
Hij is niet in China.
China is een opkomende markt.
Ik heb zes maanden in China gewoond.
Hij schreef veel boeken over China.
In China leert men ook Engels.
- Hij heeft een boek geschreven over China.
- Hij heeft een boek over China geschreven.
efficiënt vervoer van Brazilië tot China;
Dat geldt ook voor India en China.
Hij heeft een boek geschreven over China.
China is groter dan Japan.
Papier is uitgevonden in China.
Meneer Wang komt uit China.
Thee werd geïntroduceerd vanuit China.
Mijn ouders komen uit China.
China is rijk aan natuurlijke grondstoffen.
Peking is de hoofdstad van China.
Japan heeft diplomatieke betrekkingen met China.
Taiwan is geen deel van China.
De kunstenaar tekende met Chinese inkt.