Examples of using "Amarilla" in a sentence and their dutch translations:
Is deze appel geel?
De bloem is geel.
Dooiers zijn geel.
- Er is een gele roos.
- Daar is een gele roos.
Hier is een gele roos.
Blijf aan deze kant van de gele lijn.
Hij woont in het gele huis.
Haar rok is geel met polkadots.
De appel is rood en geel.
Hij woont in dat gele huis.
Meng de blauwe verf met de gele verf.
De deur van het kantoor is geel.
De paarse fiets kost minder dan de gele.
Zijn pak was grijs en zijn stropdas was geel.
Deze bloem is geel en de andere zijn blauw.
Deze bloem is geel, maar de rest is blauw.
Zie je die kleine gele bloem aan de gaspeldoorn? Dat gele?
Het zand is geel, en de zon is ook geel. Het zand en de zon zijn geel.