Examples of using "Lado" in a sentence and their dutch translations:
Kijk weg.
- Ik sta aan jouw kant.
- U heeft mijn steun.
Welke kant heeft gewonnen?
Ik sta aan jouw kant.
- Ik zette mij naast hem.
- Ik ging naast hem zitten.
Ik verwar altijd bakboord met stuurboord.
We staan aan dezelfde kant.
- Ga opzij.
- Ga aan de kant.
- Ze zat naast me.
- Ze zat naast mij.
- Zij ging naast mij zitten.
We moeten ergens een kamp opzetten.
Ik wou dat ik bij je was.
Ik kan overal slapen.
Hij keek weg.
- Ik zette mij naast hem.
- Ik zat naast hem.
Hoe kom ik aan de andere kant?
Blijf aan deze kant van de gele lijn.
Nu gaat hij nergens meer heen.
Ik heb ze nergens gezien.
Ze ging die kant op.
Iedereen wil naast haar zitten.
We zagen hem nergens.
Zij ging naast mij zitten.
Ik wil jou aan mijn zijde.
Kun jij over seks heen kijken?
Ken zette zich naast mij.
Tom duwde me weg.
Het wordt nu echt donkerder. We moeten ergens een kamp opzetten.
Maar als ze naast me zaten,
Aan de ene kant mocht ik Ingolf graag,
Toen ging Chas naast me zitten.
De grazige weiden bevinden zich aan de overkant.
Deze kudde gaat nergens heen...
Maar het ligt aan de andere kant van de weg.
...en er zit nog een grote octopus naast haar.
Hij woonde naast zijn oom.
Zonder jou ga ik nergens heen.
Ze moet ergens zijn.
Het is aan de overkant van de straat.
Hebben wij elkaar niet al eerder ontmoet?
De hond van de buurman is gevaarlijk.
Hij legde het boek aan de kant.
We zagen een klein eilandje aan de andere kant.
Ze wonen aan de andere kant van de weg.
Laten we het de buurjongen vragen.
Aan de andere kant beweert Wendy Kaminer,
Niets komt daarbij in de buurt.
Ga de andere kant om. Waar is hij gebleven?
...zijn deze nog steeds op pad.
Het Afrikaanse continent, anderzijds,
Ga je deze zomer ergens naartoe?
De kat is zojuist naast mij overleden.
Dat ongeluk gebeurde vlak bij zijn huis.
Het kasteel is aan de andere kant van de rivier.
Het kasteel is aan de andere kant van de rivier.
Je staat aan mijn kant, nu is alles goed.
Ik zou graag de tijd doden met jou aan mijn zijde.
Met de hoed in de hand komt men door het ganse land.
Tom zat bij het raam.
Er zijn een paar winkels naast mijn huis.
Tom bleef heen en weer lopen.
Ik raad je aan je emoties opzij te zetten.
Ik kan mijn boek nergens vinden.
Hij is altijd bij mij.
Haar huis bevindt zich over de brug.
Het maakt niet uit waar. Ergens.
En nu is hij compleet verdwenen. Laten we aan de andere kant van de berg gaan zoeken.