Examples of using "¡iremos" in a sentence and their dutch translations:
We zullen gaan.
Waar zullen we naartoe gaan?
- We zullen spoedig vertrekken!
- We gaan zo!
We gaan morgen.
Welke kant gaan we op vanaf hier?
Zullen we gaan zwemmen?
Zullen we naar de bioscoop gaan?
We gaan deze kant op.
- We vertrekken zonder hem.
- We gaan zonder hem.
We gaan ze snel bezoeken.
Als het regent gaan we niet naar daar.
Wij gaan, maar zonder u.
- Vanaf dit punt gaan we met de auto.
- Vanaf dit moment zullen we per auto gaan.
Dit inpakken en we zijn onderweg.
- Zullen we naar de bios gaan?
- Zullen we naar de bioscoop gaan?
Morgen zullen we van Frankfurt naar München gaan.
Als we de trein missen, dan gaan we met de bus.
Als hij niet komt, gaan wij niet weg.
We gaan morgen.
We moeten te voet verder.
Als het morgen mooi weer is, gaan we picknicken.
Vanavond gaan we naar de kerk.
De volgende zondag gaan we onze tante bezoeken.
- Deze zomer gaan we naar de bergen en naar zee.
- Deze zomer zullen we naar de bergen gaan en naar zee.
...richting de sleufcanyon. Slim. Oké, dan gaan we die kant op.
Wanneer gaan we naar huis?
Of achter deze boom zitten en gebruiken wat de natuur te bieden heeft?
Donkere, bedompte plekken zijn zeer geschikt om beestjes te vinden. Daar gaan we heen.
Vanavond gaan we naar de kerk.
We zullen hen bezoeken, tenzij het regent.
- Ik kom graag.
- Ik kom met plezier.