Examples of using "тот" in a sentence and their dutch translations:
Eet dat brood!
Is dat nieuw?
Die vind ik leuker.
Hebt u dat concert opgenomen?
Die jongen is erg intelligent.
- Die jongen rent.
- Die jongen is aan het rennen.
Moet je die rook zien.
Die persoon is overleden.
Die man is een soldaat.
Die baby is Tom.
- Die film is waardeloos!
- Wat een kutfilm!
- Wat een prutsfilm!
Dat huis is groot.
Die winkel ging failliet.
Die wil ik hebben.
Is die kat grijs?
Kijk eens naar dat huis.
- Wie zoekt, zal vinden.
- Wie zoekt, die zal vinden.
- Wie zoekt, die vindt.
Wie het weet, zwijgt en wie spreekt, is onwetend.
Geef me dat tijdschrift, alsjeblieft.
Die laatste vraag is,
en iemand die dit deed en iemand die dat deed.
...naar die oase in de verte.
Het was de nazi.
De achterliggende gedachte
- Die jongen is erg slim.
- Die jongen is erg intelligent.
Die jongen eet niet.
Noch het ene, noch het andere.
- Die film is de moeite waard.
- Deze film is het zien waard.
- Die film is het zien waard.
- Het loont de moeite die film te zien.
Moet je die rook zien.
Dat museum bleek enorm te zijn.
- Wie zoekt, zal vinden.
- Wie zoekt, die vindt.
Die film was verschrikkelijk.
Vond zij dit diner lekker?
Dat huis is erg klein.
- Dat is mijn huis.
- Dit is mijn huis.
Tom is degene die lacht.
Ik vind die vlag leuk.
- Je zit in de verkeerde trein.
- Jullie zitten in de verkeerde trein.
Hij die vecht, kan verliezen, maar hij die dat niet doet, heeft al verloren.
Is dat de sleutel die je zoekt?
Een arme is niet hij die te weinig heeft, maar hij die te veel wil.
Waar was zij op dat moment?
Je bent precies de persoon waar we naar op zoek waren.
Een arme is niet hij die te weinig heeft, maar hij die te veel wil.
Waarom kocht je dat duur woordenboek?
Dat huis is veel beter dan dit.
Deze rode pullover staat u goed.
We hebben een domino-effect in gang gezet
Dat kind stak zijn tong naar me uit.
Mag ik deze cake eten?
Jij bent niet degene die stierf.
Ons restaurant is beter dan dat andere.
Macht is recht.
Dat huis is echt beter dan dit huis.
Wie geschreven heeft, heeft twee keer gelezen.
Jij bent degene die ik zocht.
Ik ben degene die ze willen.
Wie dat zei is een leugenaar.
- De afwezigen hebben altijd ongelijk.
- Afwezigen hebben altijd ongelijk.
Die grijsharige man is de vader van Tom.
Ik heb dat telefoonnummer opgeschreven.
Die jongen spreekt alsof hij een volwassene is.
- Deze brug is van steen gemaakt.
- Die brug is van steen.
Waar heb je die sleutel gevonden?
Welk theater is dat?
Dat telefoontje heeft haar leven veranderd.
Ik heb dezelfde vraag.
Ik mag hem niet zo.
Deze bloem is mooier dan die.
Zij kocht ook dat woordenboek.
De fiets die daar staat is van mijn broer.
Wie zoekt, zal vinden.
Elke student kan die vraag beantwoorden.
- Ik heb er spijt van dat huis niet te hebben gekocht.
- Ik betreur het dat huis niet te hebben gekocht.
Wie veel eist, krijgt veel. Wie te veel eist, krijgt niets.
Datzelfde marketingalgoritme
Ik stapte in de verkeerde bus.
Beschrijf dat ongeval in detail.
Hij is niet dezelfde als voorheen.
Wie het laatst lacht, lacht het best.
Hij is precies degene die je zoekt.
Die meneer draagt meestal een hoed.
Dat huis is veel beter dan dit.
We moeten die bus nemen.
Wie veel slaapt, leeft weinig.
Wie veel spreekt, denkt weinig.
Waar was je die dag?
Maria heeft de verkeerde bus genomen.