Examples of using "умный" in a sentence and their dutch translations:
Hij is slim.
Tom is slim.
Het is een slim ventje.
Mijn vader is intelligent.
- Je bent een slimme jongen.
- Je bent een intelligente knaap.
Tom is een slim ventje.
Hij is knap en intelligent.
- Die jongen is erg slim.
- Die jongen is erg intelligent.
Ik ben slim.
Hij is slim.
Tom is een behoorlijk slim kind.
Hij is een heel slimme jongen.
- Waarom ben jij zo slim?
- Waarom ben je zo slim?
Hij is intelligent.
Tom is een erg slimme jongen.
Die jongen is erg intelligent.
Hij is minder intelligent dan ik.
Hij is de slimste student van de klas.
Jij bent erg slim.
Hij is niet zo intelligent als mijn broer.
Hij is niet alleen slim, maar ook knap.
- Hij is mooi en intelligent.
- Hij is knap en intelligent.
Je bent een intelligente knaap.
- Waarom ben jij zo slim?
- Waarom ben je zo slim?
- Waarom zijn jullie zo slim?
- Je bent heel slim.
- U bent heel slim.
- Jullie zijn heel slim.
Jij bent slim.
Jij bent niet zo slim.
Tom is niet zo slim als ik.
Een verstandige vogel kiest zijn boom. Een wijze dienaar kiest zijn meester.
Ik wou dat ik zo intelligent was als jij.