Examples of using "счастлив" in a sentence and their dutch translations:
Hij is gelukkig.
Is Tom gelukkig?
Tom is gelukkig.
- Is hij gelukkig?
- Is hij blij?
- Ik denk dat hij gelukkig is.
- Ik denk dat hij blij is.
Ik denk dat hij gelukkig is.
Denk je dat Tom gelukkig is?
Maak je geen zorgen, wees blij!
Tony was gelukkig.
Hij is altijd gelukkig.
Tom was gelukkig.
Niemand is gelukkig.
Tom leek gelukkig.
Hij is altijd gelukkig.
- Zijt ge niet gelukkig?
- Bent u niet gelukkig?
Wat ben ik toch gelukkig!
Daar ben ik gelukkig.
Hij is heel gelukkig.
Wees heel gelukkig.
Ik ben erg gelukkig.
- Ik ben erg blij in Georgië.
- Ik ben heel gelukkig in Georgië.
Bob was heel blij.
Hij is absoluut niet gelukkig.
Hij is zo blij als een koning.
Tom was zeer gelukkig.
Gisteren was ik gelukkig.
- Ben je blij?
- Ben je gelukkig?
Ik ben gelukkig.
Tom is niet erg gelukkig.
Ben je gelukkig, Tom?
Tom was zo gelukkig.
Wees gelukkig en lach!
Tom is arm, maar hij is gelukkig.
Je zei dat je gelukkig was.
Ik betwijfel of Tom gelukkig is.
Tom vertelde me dat hij gelukkig was.
Ik ben blij dat je gelukkig bent, Tom.
- Koop een egel en je zult gelukkig zijn.
- Koop een egel en jullie zullen gelukkig zijn.
- Koop een egel en u zal gelukkig zijn.
Ik ben gelukkig met mijn vriendin.
- Ik ben erg blij in Georgië.
- Ik ben heel gelukkig in Georgië.
Tom is nog nooit gelukkig geweest.
- Ik was zo blij toen.
- Ik was toen zo blij.
Hij is rijk maar hij is niet gelukkig.
Tom zal hier niet gelukkig zijn.
Ik hoop dat Tom heel gelukkig zal zijn.
Hij mag dan arm zijn, hij is wel gelukkig.
Ik ben zo gelukkig!
Wees gelukkig!
Tom ziet er gelukkig uit.
Ik ben gelukkig genoeg.
Ik wil dat Tom gelukkig is.
- Ik was gelukkig.
- Ik was blij.
Was Tom gelukkig?
- Ik ben ook blij.
- Ik ben ook gelukkig.
- Ik ben altijd blij.
- Ik ben altijd gelukkig.
- Denkt u echt dat Tom gelukkig is?
- Denken jullie echt dat Tom gelukkig is?
- Denk je echt dat Tom gelukkig is?
Als je glimlacht, zal ik gelukkig zijn.
Hoewel hij rijk is, is hij niet gelukkig.
Prettig met u kennis te maken.
U was gelukkig.
Ik ben blij dat ik daar niet was.
ik ben zo blij.
Je ziet er gelukkig uit.
Hij was blij zijn droom te hebben gerealiseerd.
- Ik ben gelukkig.
- Ik ben blij.
Ik was te blij om te slapen.
Tom vertelde me dat hij gelukkig was.
Ik ben zo blij dat je hier bent.
Wees gewoon gelukkig.
Ik zal jouw uitnodiging graag aannemen.
We willen alleen maar dat je blij bent.
Hij is zo blij als een koning.
Oleg is blij dat iemand van hem houdt.