Examples of using "мороз" in a sentence and their dutch translations:
Denk jij dat de Kerstman nog bestaat?
Ik vraag me af of de Kerstman eigenlijk wel bestaat?
De Kerstman woont op de Noordpool.
Als jij je niet gedraagt, dan komt de Kerstman niet hoor.
- Wat wil je dat de kerstman je brengt?
- Wat wilt u dat de kerstman u brengt?
- Wat willen jullie dat de kerstman jullie brengt?
Het vroor zozeer dat de vogels tijdens de vlucht neervielen.
Wanneer komt de kerstman?
Als jij je niet gedraagt, dan komt de Kerstman niet hoor.
De Kerstman is eigenlijk gewoon jouw vader, nietwaar?
De kerstman stond in de tuin.
De Kerstman woont niet op de Noordpool, maar in Finland.
Ik geloof niet dat de Kerstman verzonnen is.
Ik was negen jaar oud toen ik mijn moeder vroeg of de Kerstman echt bestond.