Examples of using "ездит" in a sentence and their dutch translations:
- Hij rijdt heel snel.
- Hij rijdt heel vlug.
Tom gaat vaak naar Boston.
Tom gaat met de trein naar zijn werk.
Hij rijdt dikwijls naar de bibliotheek.
Hij gaat met de fiets naar school.
Hij reist vaak naar het buitenland.
Mike gaat met de bus naar school.
Gaat hij met de bus naar het werk?
Gaat hij met de bus naar school?
Hij gaat ieder jaar naar het buitenland.
Tom gaat nooit naar Boston.
Tom rijdt snel.
Tom gaat naar de stad per bus.
Zijn broer gaat met de bus naar school.
Ze rijdt een BMW.
Tom rijdt in een Toyota.
Mijn vader gaat met de fiets naar zijn werk.
Mijn familie gaat ieder jaar naar Italië.
Met welke bus gaat Tom naar zijn werk?
Maria gaat gewoonlijk op de fiets naar school.
Tom rijdt in een BMW.
want niemand rijdt nog auto --
Normaal gaat mijn vader met de bus naar kantoor.
Normaal gaat mijn vader met de bus naar kantoor.
- Hij rijdt heel snel.
- Hij rijdt heel vlug.
Ze is goed in skiën.
Hij rijdt vaak met zijn vader's auto.
Deze auto wordt gebruikt door mijn vader.
Tom gaat naar de stad per bus.
Mijn vader rijdt met een heel oude auto.