Examples of using "Майк" in a sentence and their dutch translations:
Mike zingt goed.
Mike glimlachte.
Mike lacht.
Mike en Ken zijn vrienden.
Mike en Ken zijn vrienden.
Mike wacht beneden.
Hallo, ik ben Mike.
Goedemorgen, Mike.
Mike houdt van katten.
Ik noem hem Mike.
Wij noemen hem Mike.
"Hoe gaat het, Mike?" "Ik heet Tom."
- Mike heeft zijn hond Spike genoemd.
- Mike noemde zijn hond Spike.
Mike speelt graag basketbal.
"Ja, sinaasappelsap alstublieft," zei Mike.
Mike gaat met de bus naar school.
Mike kwam om vijf uur in de bibliotheek terug.
- Mijn vriend Mike studeert chemie aan de universiteit van Oxford.
- Mijn vriend Mike studeert scheikunde aan de universiteit van Oxford.
Zoals wel vaker het geval is, was Mike deze namiddag te laat op de afspraak.
Mike en zijn zuster kennen Frans, maar geen Japans.