Examples of using "часто" in a sentence and their dutch translations:
Het gebeurt vaak.
Ween jij vaak?
Ik reis vaak.
Het gebeurt vaak.
Het gebeurt vaak.
- Bent u vaak verkouden?
- Ben je vaak verkouden?
Ga je vaak rollebollen met Marie la Main?
Mijn zus huilt vaak.
Mijn broer huilt vaak.
Ik draag vaak een hoed
Zie je hem vaak?
Het sneeuwt hier vaak.
Ik droom vaak over jou.
Kom je hier vaak?
Ik ga vaak bij hem op bezoek.
Honden begraven vaak botten.
Dit gebeurde vaak in de herfst.
Ik eet hier vaak.
Ik ben vaak verkouden.
Ik reis vaak.
Ik lees vaak.
Ween jij vaak?
Ze was dikwijls verkouden.
Zwemt Tom vaak?
- Vlieg je vaak?
- Vlieg je regelmatig?
- Vliegt u regelmatig?
- Tom maakt vaak fouten.
- Tom maakt regelmatig fouten.
- Tom maakt dikwijls fouten.
- Tom vergist zich regelmatig.
- Tom maakt geregeld fouten.
- Tom vergist zich geregeld.
Ik huil veel.
Hij komt dikwijls te laat.
Ik hik veel.
Hij wordt vaak verliefd.
Tom glimlacht vaak.
Ik huil veel.
Hij zit er vaak naast.
Zie je hem vaak?
Ik draag vaak een hoed
Ze veranderen dikwijls hun wachtwoorden.
- Wij eten dikwijls rauwe vis.
- We eten dikwijls rauwe vis.
Heb je dikwijls hoofdpijn?
- Ik heb vaak nare dromen.
- Ik heb vaak nachtmerries.
- Hoe vaak kijk je tv?
- Hoe vaak kijkt u tv?
- Hoe vaak kijken jullie tv?
Waarom gebeurt dit zo vaak?
Hoe vaak leen je geld?
Ze werken vaak in tweetallen.
- Je glimlacht niet dikwijls.
- Jij glimlacht niet dikwijls.
- U glimlacht niet dikwijls.
Hoe vaak eet je pizza?
- Hoe vaak drink je thee?
- Hoe vaak drinken jullie thee?
- Hoe vaak drinkt u thee?
Maar het niet ongebruikelijk om dit hier te vinden.
Maar het niet ongebruikelijk om dit hier te vinden.
maken ziekenhuizen ons vaak zieker.
Bezoekers doneren vaak contant geld voor ons project.
Hij maakt vaak mensen boos.
Ik eet vaak appels.
- Ik heb vaak nare dromen.
- Ik heb vaak nachtmerries.
We lunchen vaak samen.
Ik eet vaak kip.
Tom verliest vaak iets.
Tom spijbelt veel.
Hij citeert vaak uit Shakespeare.
- Ik ben hier dikwijls geweest.
- Ik was hier vaak.
- Kinderen haten vaak spinazie.
- Kinderen hebben vaak een hekel aan spinazie.
Ontmoet je hem vaak?
Zij ontbijt daar vaak.
Ze veranderen dikwijls hun wachtwoorden.
Tom spijbelt veel.
Tom loog vaak tegen Mary.
Ik lees vaak boeken.
Regent het daar dikwijls?
- Ze maken nogal vaak ruzie.
- Ze vliegen mekaar nogal vaak in de haren.
Ik eet hier vaak.
We lunchen vaak samen.
Een dwaas is dikwijls een profeet.
Vogels vliegen vaak samen.
Ik drink vaak thee.
Tom citeert vaak Shakespeare.
We eten vaak samen.
- Ik zie Tom vaak.
- Ik zie Tom dikwijls.
„123456” is een dikwijls gebruikt wachtwoord.
Dit gebeurde vaak in de zomer.
Dit gebeurde vaak in de winter.
Dit gebeurde vaak in de lente.
Italianen drinken vaak koffie.
Ben je daar vaak geweest?
Ik droom heftig.