Translation of "друга" in Dutch

0.014 sec.

Examples of using "друга" in a sentence and their dutch translations:

имитируя живого друга.

en reageert net als een vriend.

потеряв друга детства

en ook ooit een jeugdvriend verloor -

и погибшего друга.

en een verloren vriend.

Он друг друга.

Hij is de vriend van een vriend.

Прощайте друг друга!

Vergeeft elkander!

- Они посмотрели друг на друга.
- Они смотрели друг на друга.
- Они рассматривали друг друга.

Zij keken naar elkaar.

- Это для моего друга.
- Это для одного моего друга.

Het is voor één van mijn vrienden.

- Нам надо уважать друг друга.
- Мы должны уважать друг друга.

We moeten elkaar respecteren.

Помните Арта, моего друга?

Denk aan mijn vriend Aart.

Братья ненавидят друг друга.

Deze broers haten elkaar.

Я встретил твоего друга.

- Ik heb uw vriend ontmoet.
- Ik heb je vriend ontmoet.

Я жду своего друга.

Ik wacht op een vriendin van me.

Все друг друга знают.

Iedereen kent iedereen.

Вы любите друг друга?

Hou je van elkaar?

Друг друга - тоже друг.

Een vriend van een vriend is ook een vriend.

Они любят друг друга.

Ze houden van elkaar.

Они любили друг друга.

Zij hielden van elkaar.

Они ненавидели друг друга.

Ze haatten elkaar.

Мы любим друг друга.

We houden van elkaar.

Они любят друг друга?

Houden ze van elkaar?

Дети обвиняли друг друга.

De kinderen beschuldigden elkaar.

Все друг друга знали.

Iedereen kende elkaar.

Они друг друга уважают.

Ze respecteren elkaar.

Как зовут твоего друга?

Hoe heet uw vriend?

Мы любили друг друга.

We hielden van elkaar.

Они понимают друг друга.

Ze verstaan elkaar.

Они щекотали друг друга.

Ze kietelden elkaar.

Они критиковали друг друга.

Ze bekritiseerden elkaar.

Я знаю твоего друга.

Ik ken je vriend.

- Он смотрит на фотографию своего друга.
- Он рассматривает фотографию своего друга.

Hij is de foto van zijn vriend aan het bekijken.

Все трое друг друга ненавидели.

De drie haatten elkaar.

Они посмотрели друг на друга.

Zij keken naar elkaar.

Откуда вы друг друга знаете?

Waar kennen jullie elkaar van?

Они очень любят друг друга.

- Ze houden veel van elkaar.
- Ze houden erg van elkaar.

Все трое ненавидели друг друга.

Alle drie haatten ze elkaar.

Обе женщины знают друг друга.

De twee vrouwen kennen elkaar.

Мы созданы друг для друга.

Wij zijn voor elkaar bestemd.

Вы ведь любите друг друга?

Jullie houden van elkaar, niet?

Я встретил друга на станции.

Ik heb een vriend ontmoet op het station.

Мы смогли понять друг друга.

We slaagden erin elkaar te verstaan.

Моего немецкого друга зовут Ганс.

Mijn Duitse vriend heet Hans.

Он встретил на улице друга.

Hij kwam op straat een vriend tegen.

Мы должны защитить друг друга.

We moeten elkaar beschermen.

Мы очень любим друг друга.

- We houden erg van elkaar.
- We houden heel veel van elkaar.

Давай попробуем понять друг друга.

Laten we proberen elkaar te verstaan.

Двое мужчин обвиняли друг друга.

De twee mannen beschuldigden elkaar.

Моего испанского друга зовут Энрике.

Mijn Spaanse vriend heet Enrique.

Я одолжил словарь у друга.

Ik heb het woordenboek geleend van mijn vriend.

Это для одного моего друга.

Het is voor een vriend van me.

Мы не знаем друг друга.

We kennen elkaar niet.

Отец моего друга — известный романист.

- De vader van mijn vriend is een beroemde schrijver.
- Mijn vriends vader is een beroemde schrijver.

Мы должны уважать друг друга.

We moeten elkaar respecteren.

- Мы не знакомы.
- Мы не знаем друг друга.
- Мы друг друга не знаем.

We kennen elkaar niet.

- Идя по улице, я встретил старого друга.
- Идя по улице, я встретила старого друга.

Toen ik op straat liep, ontmoette ik een oude vriend.

У одного моего друга отец - фокусник.

Ik heb een vriend wiens vader goochelaar is.

Николас и Мария любят друг друга.

Nicholas en Maria houden van elkaar.

- Мы знакомы?
- Мы знаем друг друга?

Kennen we elkaar?

Я решил попросить помощи у друга.

Ik besloot mijn vriend om hulp te vragen.

Мы должны попытаться понять друг друга.

- We moeten proberen elkaar te begrijpen.
- We moeten proberen elkaar te verstaan.

Джон и Мэри любили друг друга.

John en Mary hielden van elkaar.

Три мальчика посмотрели друг на друга.

De drie jongens bekeken elkaar.

У моего друга очень спокойный характер.

Mijn vriend heeft een rustige inborst.

Том с Мэри понимают друг друга.

Tom en Mary begrijpen elkaar.

Вы очень похожи друг на друга.

Jullie lijken erg op elkaar.

В саду моего друга тридцать яблонь.

In de tuin van mijn vriend zijn er dertig appelbomen.

Он смотрит на фотографию своего друга.

Hij kijkt naar een foto van zijn vriend.

Мы не созданы друг для друга.

Wij zijn niet gemaakt voor elkaar.

Почему у меня нет такого друга?

Waarom heb ik niet zo een vriend?

- Вы знаете друг друга?
- Вы знакомы?

Kennen jullie elkaar?

Кажется, они влюблены друг в друга.

Ze schijnen verliefd te zijn.

Друга трудно найти и легко потерять.

Een vriend is moeilijk om te vinden en makkelijk om te verliezen.