Examples of using "Лондон" in a sentence and their dutch translations:
Londen is de hoofdstad van Engeland.
Londen is hun tweede thuis.
Londen is de hoofdstad van het Verenigd Koninkrijk.
Ik kwam aan in Londen.
Londen is de hoofdstad van Engeland.
Ik wil naar Londen gaan.
De trein kwam aan in Londen.
Ik kwam aan in Londen.
De hoofdstad van het Verenigd Koninkrijk is Londen.
Wij zijn naar London gegaan.
Londen werd verscheidene keren gebombardeerd.
Vergeleken met Tokio is Londen klein.
Hij ging in 1970 naar Londen.
Eergisteren is hij naar Londen afgereisd.
Londen is de hoofdstad van het Verenigd Koninkrijk.
In vergelijking met Tokio is Londen klein.
Morgenochtend vertrek ik naar Londen.
Londen is klein vergeleken met Tokio.
Hij was twee jaar geleden in Londen.
Londen is een van de grootste steden van de wereld.
Londen is een van de grootste steden ter wereld.
Er is een directe vlucht van Tokio naar Londen.
Vorig jaar zijn we naar Londen geweest.
Is het waar dat je in Londen gaat studeren?
Wanneer vertrok jouw zus vanuit Tokio naar Londen?
Londen stemde om in de Europese Unie te blijven.
Londen, waar ik woon, was vroeger beroemd om zijn mist.
Mijn zoon ging naar Londen, waar ik geboren ben.
Ze heeft nog niet gebeld sinds ze naar Londen is gegaan.
Er is een directe vlucht van Tokio naar Londen.