Examples of using "Jaqueta" in a sentence and their dutch translations:
De spijker scheurde zijn jas.
- Ik hou niet van dat jasje.
- Ik vind deze jas niet leuk.
Ze gaf hem zijn jas.
Tom draagt een leren jack.
Ze gaf hem zijn jasje, opende vervolgens de deur en vroeg hem te vertrekken.