Examples of using "Twarz" in a sentence and their dutch translations:
Gezicht.
Was je gezicht.
Jouw hoofd is rood.
Zij sloeg hem in het gezicht.
Ik gaf hem een oorvijg.
Ik was mijn gezicht iedere ochtend.
De vrouw wast haar gezicht.
Je gezicht is bleek.
Maria bedekte haar gezicht met haar handen.
Ik heb haar gezicht niet graag.
Was je gezicht en kam je haar.
Van ver gezien leek die rots op een menselijk gezicht.
Ik had wind tegen.
Het glimlachende gezicht van Maria liet iedereen weten dat ze gelukkig was.
Jouw gezicht is rood hoor.
"Wat een schattig puppy. Waarom heet het Panda?" "Omdat zijn gezicht op dat van een panda lijkt."