Examples of using "łóżka" in a sentence and their dutch translations:
Ik ga naar bed.
Sta op!
Ze stopt de kinderen in bed.
De jongen viel van het bed.
Ik moet gaan slapen.
- Verdwijn uit mijn bed.
- Verdwijn uit m'n bed.
Ik ga naar bed.
- Ga maar gewoon naar bed.
- Ga nou maar naar bed.
Het wordt hoog tijd dat je naar bed gaat.
Waarom ga je niet naar bed?
Toen de telefoon ging, sprong hij uit bed.
Hij staat niet vroeg op.
Ik lees graag alvorens ik naar bed ga.
Nu heb ik alleen nog isolatie nodig voor een bed.
Dus ga pas terug naar bed als je slaperig bent
Hij ging om tien uur naar bed zoals gewoonlijk.
Hij deed het licht uit en ging slapen.