Examples of using "Idę" in a sentence and their dutch translations:
- Ik ga.
- Ik zal gaan.
Ik ga naar bed.
Ja, ik kom.
- Ik kom.
- Ik kom eraan.
Ik ga hardlopen.
Ik kom.
Ik ga naar bed.
Ik ga ook.
Kijk dan.
Ik ga naar het restaurant.
Ik ga naar de dokter.
Ik ga naar de bank.
Ik ga naar het strand.
Ik ga naar bed.
Ik ga naar de kerk.
Ik ga met je mee.
Ik ga de auto nemen.
Ik ga naar het park.
Ik ga nu naar huis.
Ik ga naar de winkel.
Ik ga naar boven.
Ik ga naar school.
Ik ga naar de stad.
Ik ga naar de bioscoop.
- Vandaag ga ik niet naar school.
- Ik ga vandaag niet naar school.
Ik ga naar het stadscentrum.
We blijven deze kant op gaan.
's Zondags ga ik naar de kerk.
Ik ga bij mijn vriend.
Om zeven uur ga ik naar school.
Ga ik in de juiste richting?
Ga de andere kant om. Waar is hij gebleven?
Na het werk ga ik meteen naar huis.
Ik ben zo moe dat ik nauwelijks kan lopen.
Ik ga gewoonlijk om vier uur naar huis.
Als jij niet gaat, ga ik ook niet.
Ik ga naar school omdat ik wil leren.
Ik ga buiten spelen. Ga je mee?
Ik ga tennis spelen.
- 's Zondags ga ik naar de kerk.
- Zondags ga ik naar de kerk.