Examples of using "Vostri" in a sentence and their dutch translations:
Weet welke situaties rood zijn.
Jullie kennen jullie superkrachten.
Dat gaat jullie niets aan.
Woont ge bij uw ouders?
Waar zijn uw kleren?
Jullie hebben je brillen verloren.
Uw papieren!
Hoe oud zijn jullie kinderen?
Je buren zullen je dankbaar zijn.
- Wijs die zin aan jouw beste vrienden toe.
- Draag die zin aan jouw beste vrienden op.
Verken de omvang ervan, wees 'aanwezig' voor wat ons hart zegt.
Ik ben zo terug met jullie drankjes.
Neem uw kinderen mee.
Zijn ze familie van je?
jullie geest en hart te openen
Maar de kracht ligt niet bij de verbeelding van je kind.
of de energieverspilling in je gebouwen verminderde.
Mocht je willen!
Zijn deze van u?
- Ge moet leren uit uw fouten.
- Je moet leren van je eigen fouten.
Onze kinderen zijn op school, waar zijn die van u?
- Praat met uw vrienden!
- Praat met jullie vrienden!
- Woont ge bij uw ouders?
- Woon je bij je ouders?
evenzeer een individu, een levend wezen is zoals al onze huisdieren.
- Ben je al klaar met je huiswerk?
- Heb je je huiswerk al af?
- Dat gaat je niks aan.
- Dat zijn jouw zaken niet.
- Dat gaat je niets aan.
- Dat gaat jullie niets aan.
die al je gedachten naar een centrale computer zou sturen,
En dan heb je medelijden met ze, het zijn immers je kinderen,
- Eet je spinazie.
- Eet uw spinazie.
- Eet jullie spinazie.
- Volg je dromen.
- Volg uw dromen.
- Volg jullie dromen.
- Deze paarden zijn van jou.
- Deze paarden zijn van jullie.
- Dat zijn jouw zaken niet.
- Dit heeft met jou niets te maken.
- Dat gaat je niets aan.
- Vergeet je zorgen.
- Vergeet uw zorgen.
- Vergeet jullie zorgen.
- Vergeet je verdriet.
- Vergeet uw verdriet.
- Vergeet jullie verdriet.
- Lever je huiswerk in.
- Lever jullie huiswerk in.
Ik deel je gevoelens.
- Laat me jouw huiswerk zien.
- Laat me jullie huiswerk zien.
Bemoei je met je eigen zaken!
Doe je ouders de groeten van me.
Onze kinderen zijn op school, waar zijn die van u?
Doe je ouders de groeten van me.
Hebben je broers de wedstrijd gewonnen?
Heb je je huiswerk gedaan?
We hebben dezelfde problemen als jij.
- Je zou je schulden moeten aflossen.
- Je zou je schulden moeten betalen.
Je hebt mooie haren.
Hoe gaat het met je ouders?
Doe je kleren weg.
Eet je spinazie helemaal op.
- Waar zijn je kleren?
- Waar zijn uw kleren?
Heb je je spinazie opgegeten?
- Je broek is vuil.
- Je pantalon is vuil.
- Je gasten wachten.
- Uw gasten wachten.
- Jullie gasten wachten.
- Zijn dat jouw kinderen?
- Zijn dat uw kinderen?
- Zijn dat jullie kinderen?
- Je moet je schulden aflossen.
- U moet uw schulden aflossen.
- Jullie moeten jullie schulden aflossen.
- Zijn dat jouw handschoenen?
- Zijn dat uw handschoenen?
- Waar zijn jouw ooms?
- Waar zijn jullie ooms?
- Waar zijn uw ooms?
- Jouw ogen zijn rood.
- Uw ogen zijn rood.
- Jullie ogen zijn rood.
Bemoei je met je eigen zaken.
- Jouw haar is te lang.
- Uw haar is te lang.
- Jullie haar is te lang.
Zijn dat niet jouw ouders?
- Spreken je ouders Frans?
- Spreken uw ouders Frans?
- Spreken jullie ouders Frans?
- Ik wil dat zij uw vrienden zijn.
- Ik wil dat zij jouw vrienden zijn.
Ga je huiswerk doen.
Hoe oud zijn jullie kinderen?
Drinken jouw kinderen melk?
- Waarom zijn je ogen rood?
- Waarom zijn uw ogen rood?
- Waarom zijn jullie ogen rood?
Onze kinderen zijn op school, waar zijn die van u?
Ik zou wat informatie willen over uw nieuwe computers.
- Ik denk dat je dromen zijn te realiseren.
- Ik denk dat je dromen realiseerbaar zijn.
- Wat willen je ouders voor Kerstmis?
- Wat willen uw ouders voor Kerstmis?
- Wat willen jullie ouders voor Kerstmis?
Uw ouders zijn niet gekomen zeker?
Wat doe jij met kerst?
Blijf zwemmen tot je aan je grens zit.
Maak je huiswerk.
- Wat voor plannen heb je vandaag?
- Wat voor plannen hebt u vandaag?
- Wijs die zin aan jouw beste vrienden toe.
- Draag die zin aan jouw beste vrienden op.
- Heb je je kerstinkopen gedaan?
- Hebt u uw kerstinkopen gedaan?
- Hebben jullie je kerstinkopen gedaan?
- Denk je dat Tom jouw problemen begrijpt?
- Denken jullie dat Tom jullie problemen begrijpt?
Wat zijn jouw plannen voor dit weekend?
Je vrienden zullen je missen.
- Het spijt me als ik je gekwetst heb.
- Het spijt me als ik u gekwetst heb.
Geef niet al je geld uit aan stripboeken.
- Heb je al kerstcadeautjes gekocht?
- Heeft u al kerstcadeautjes gekocht?
- Zeg "Dag" tegen uw vrienden.
- Zeg hallo tegen je vrienden.
- Breng je vrienden mee.
- Laat je vrienden komen.
- Hier zijn je vrienden.
- Hier zijn jullie vrienden.
Heb je je huiswerk gedaan?
Heb je al je huiswerk afgemaakt?
Ik wil dat zij jouw vrienden zijn.
Vertel je vrienden over Tatoeba.
Ga maar met je vrienden spelen.