Examples of using "Telefonata" in a sentence and their dutch translations:
- Ik moet even telefoneren.
- Ik moet een telefoontje doen.
Laten we bellen.
Tom kreeg een telefoontje van het ziekenhuis.
Ik wacht op zijn telefoontje.
- De professor is aan het telefoneren.
- De leraar is aan het telefoneren.
Nu moet ik even telefoneren.