Examples of using "Jean" in a sentence and their dutch translations:
- Jean reist minder dan Alice.
- Jean verplaatst zich minder dan Alice.
- Wat heeft Jean gedaan?
- Wat heeft Jean gemaakt?
Ik ben altijd al een grote fan geweest van Jean Reno.
Ik heet John.
Jean-de-Dieu Soult kwam uit een klein stadje in Zuid-Frankrijk en nam op 16-jarige leeftijd