Translation of "Esci" in Dutch

- Esci fuori!
- Esci!

Eruit!

Esci.

- Buiten!
- Wegwezen!
- Eruit!

- Esci.
- Uscite.
- Esca.

- Ga naar buiten.
- Stap naar buiten.

- Esci.
- Vattene.
- Uscite.
- Esca.

- Scheer je weg!
- Hoepel op!
- Buiten!
- Wegwezen!
- Weg van hier!
- Lazer op!
- Maak dat je wegkomt!
- Eruit!
- Donder op.
- Ga weg.
- Kom eruit.
- Scheer je weg.
- Maak dat u wegkomt!
- Ga weg hier.

Chiudi la porta quando esci.

Sluit de deur bij het weggaan.

- Esci dall'acqua.
- Esca dall'acqua.
- Uscite dall'acqua.

- Ga uit het water.
- Kom uit het water.

- Esci da qui!
- Esci da qua!
- Esca da qui!
- Esca da qua!
- Uscite da qui!
- Uscite da qua!

Maak dat je wegkomt!

- Chiudi la porta quando esci.
- Chiudete la porta quando uscite.
- Chiuda la porta quando esce.

- Sluit de deur bij het weggaan.
- Doe de deur dicht als je weggaat.
- Sluit de deur wanneer je vertrekt.

- Vattene!
- Andatevene!
- Esci!
- Se ne vada!
- Vattene fuori!
- Se ne vada fuori!
- Andatevene fuori!
- Uscite!
- Esca!

- Scheer je weg!
- Ga weg!
- Hoepel op!
- Weg!
- Buiten!
- Onder mijn ogen uit!
- Wegwezen!
- Weg van hier!
- Verdwijn!
- Lazer op!
- Maak dat je wegkomt!
- Eruit!
- Donder op.
- Kom eruit.
- Weg met jou!
- Scheer je weg.
- Maak dat u wegkomt!
- Ga weg hier.