Examples of using "Teniszezni" in a sentence and their dutch translations:
Ik ga tennis spelen.
Ik kan tennissen.
Speel je tennis?
Ik heb Tom zien tennissen.
Morgen gaat hij tennis spelen.
Hellen speelt graag tennis.
Ik ga vanavond tennissen.
Tom kan niet tennissen.
Ik speel liever tennis dan te zwemmen.