Examples of using "Telefon" in a sentence and their dutch translations:
Telefoon!
De telefoon rinkelt.
- De telefoon ging.
- De telefoon rinkelde.
- De telefoon rinkelt.
- Er wordt gebeld.
tot de inhoud van hun telefoongesprekken,
De telefoon gaat over.
Is hier een telefoon?
De telefoon ging behoorlijk lang over.
Is er een telefoon in de buurt?
Is er een telefoon in de keuken?
De telefoon doet het niet.
Is er ergens een telefoon?
De telefoon ging over terwijl ik onder de douche stond.
Waar is de dichtstbijzijnde telefoon?
Ik was een bad aan het nemen toen de telefoon ging.
Ik was een bad aan het nemen toen de telefoon ging.
Dat telefoontje heeft haar leven veranderd.
Lang voordat kabeltelevisie bestond, of internet, of zelfs de telefoon,
Ik keek naar de televisie toen de telefoon belde.
De telefoon ging, maar niemand nam op.
Ik hoorde de telefoon rinkelen.