Examples of using "„oké" in a sentence and their dutch translations:
Oké. Sorry.
- Oké, ik geef op.
- Oké, ik geef het op.
Ja, meester!
OK. Doe maar.
- Bel me later, oké?
- Bel me later, goed?
- Oké.
- Goed.
Werk niet te veel, oké?
Op het eerste gezicht lijkt het goed te zijn.
- Akkoord.
- Goed.
Oké, laten we eens proberen.
Goed, dat is genoeg.
En dan denkt de krab dat het veilig is...
- Het is oké.
- Het is goed.
Luister naar mij, oké?
Iets klopt hier niet.