Examples of using "órám" in a sentence and their dutch translations:
Mijn horloge is verloren gegaan.
Mijn horloge werkt niet goed.
Waar is mijn horloge?
Deze klok is van mij.
Mijn horloge moet worden gerepareerd.
- Mijn horloge moet gerepareerd worden.
- Mijn horloge moet worden gerepareerd.
Mijn klok loopt vijf minuten voor.
Weet je waar mijn horloge is?
Mijn horloge loopt iedere dag twee minuten achter.
Ik weet niet waar mijn horloge is.
Mijn horloge is preciezer dan het jouwe.