Examples of using "Zug" in a sentence and their dutch translations:
- Mis de trein niet.
- Niet te laat komen voor de trein.
De trein komt eraan!
De trein is hier.
De trein is gearriveerd.
Waar gaat deze trein naartoe?
De trein was ontspoord.
De trein versnelde.
Hier komt de trein!
Hoe laat vertrekt deze trein?
- Onze trein stopte plotseling.
- Plots bleef onze trein staan.
- Naar waar gaat deze trein?
- Waar gaat deze trein naartoe?
De trein zal binnenkort vertrekken.
De trein kwam stipt op tijd.
De trein kwam aan in Londen.
- Ik vind het leuk om met de trein te reizen.
- Ik vind het leuk om met de trein te gaan.
De trein is al vertrokken.
De trein is gearriveerd.
De trein komt eraan!
Heeft de trein vertraging?
- Hoe laat vertrekt deze trein?
- Hoe laat vertrekt de trein?
Je bent aan zet.
Hier komt de trein!
Naar waar gaat deze trein?
Wanneer komt de trein?
Stop de trein.
Ik vind het leuk om met de trein te gaan.
Plots bleef onze trein staan.
Welke trein gaat ge nemen?
Stop de trein.
De trein is hier.
Hoe laat gaat uw trein?
Roken is verboden in de trein.
Laten we een trein nemen.
Ik kom per trein.
De trein ging door een tunnel.
Tom stapte uit de trein.
Sorry, ik heb de trein gemist.
Kijk, hier komt je trein.
Misschien heeft hij de trein gemist.
Deze trein bestaat uit zeven rijtuigen.
Ik moet de eerste trein halen.
De trein gaat iedere dertig minuten.
De trein bestaat uit vijftien wagons.
Sorry, ik heb de trein gemist.
Deze trein bestaat uit zeven rijtuigen.
Deze trein stopt op alle stations.
- Haast je, of je haalt de trein niet.
- Haast u, anders mist ge de trein.
- Maak voort of je haalt de trein niet.
- Ik zat twaalf uur op de trein.
- Ik heb twaalf uur in de trein doorgebracht.
- Laten we met de trein gaan.
- Laten we de trein nemen.
- Laten we een trein nemen.
- Welke trein gaat naar het centrum?
- Welke trein gaat naar het stadscentrum?
Heb je de trein gehaald?
Je zit in de verkeerde trein.
Onze trein kwam op tijd.
Vandaag is de trein op tijd.
Dit is de laatste trein.
Kijk! Daar is de trein!
We wachten op de trein.
Onze trein stopte plotseling.
De trein is al vertrokken.
Hoe laat vertrekt deze trein?
Ik heb mijn trein gemist.
Ik heb de trein nog juist gehaald.
De trein zal binnenkort vertrekken.
Roken is verboden in de trein.
De trein is in aantocht.