Examples of using "Weißes" in a sentence and their dutch translations:
- Ze droeg een wit kleed.
- Ze droeg een witte jurk.
Tom eet enkel wit vlees.
Ze droeg een wit kleed.
- Het kind draagt een witte jurk.
- Het kind heeft een wit jurkje aan.
- Het kind draagt een wit jurkje.
Ze heeft vandaag een witte jurk aan.
Tom zou graag een kleine witte zakdoek willen.
We hebben een wit schip in de verte gezien.
Ik zag een rode auto en een witte. De rode zag er mooier uit dan de witte.
De Japanse vlag is een witte rechthoek met in het midden een rode cirkel die de zon voorstelt.