Examples of using "Slowenisch" in a sentence and their dutch translations:
- Spreek je Sloveens?
- Spreekt u Sloveens?
- Spreken jullie Sloveens?
Ik leer Sloveens.
Spreekt u Sloveens?
Slovenië wordt "Slovenija" genoemd in het Sloveens.
Ik spreek een beetje Sloveens.