Examples of using "Sinken" in a sentence and their dutch translations:
- We zijn aan het zinken.
- We zinken.
- Zakken we weg?
- Zijn we aan het zinken?
- Zinken we?
Het schip zinkt!
De vleesprijs zal spoedig dalen.
- Het schip zinkt!
- Het schip zal zinken!
De temperatuur kan hier teruglopen tot minus 30 graden.
En als de nacht valt, daalt de temperatuur tot -16 graden.