Examples of using "Schrie" in a sentence and their dutch translations:
Iemand schreeuwde.
Tom schreeuwde.
Ik schreeuwde.
Layla schreeuwde.
Hij schreeuwde.
Hij schreeuwde van de pijn.
"Vuur!" schreeuwde hij.
Mayuko schreeuwde hardop.
Het kind schreeuwde om hulp.
"Kom terug!" riep hij.
Hij schreeuwde zich schor.
Hij schreeuwde van de pijn.
Ze krijste van ontzetting.
Een van de jongeren schreeuwde.
Iedereen schreeuwde van vreugde.
Ik schreeuwde, ik huilde.
De baby weende om melk.
Een kind schreeuwde om hulp.
Het kind schreeuwde om hulp.
Wie schreeuwde?
Tom schreeuwde.
Met luide stem riep hij "Help!"
"Buiten!", riep hij.
Iedereen schreeuwde van vreugde.
Iedereen schreeuwde.