Examples of using "Vor" in a sentence and their dutch translations:
Stap naar voren.
Let op voor zakkenrollers.
Hij verschijnt voor de rechter.
Lees het hardop.
Loop voor me.
- Pas op de hond!
- Opgepast voor de hond!
Wat zijn jullie van plan te doen?
Hij schreeuwde van de pijn.
Tom springt van vreugde.
- Pas op de hond!
- Opgepast voor de hond!
Hij rilt door de kou.
Ik ga dood van heimwee!
Iedereen schreeuwde van vreugde.
Kom naar voren.
Let op voor zakkenrollers.
Schudden voor gebruik.
Loop voor me.
Let op voor zakkenrollers.
Voor wie ben je bang?
Lees het boek hardop.
- Ik heb schrik van honden.
- Ik ben bang voor honden.
Komt jou dat bekend voor?
Ben je bang voor Tom?
- Ben je bang voor mij?
- Bent u bang voor mij?
- Zijn jullie bang voor mij?
Ik ben bang voor aardbevingen.
Pas op de hond!
- Wat voor plannen heb je vandaag?
- Wat voor plannen hebt u vandaag?
- Pas op de hond!
- Opgepast voor de hond!
- Jullie zijn bang voor hem.
- Jij bent bang voor hem.
- U bent bang voor hem.
Wat stel je voor?
- Ik ben van niets bang.
- Niets maakt me bang.
Ze deden alsof ze van niets wisten.
Voor mij stonden er drie wachtenden in de rij.
- Je komt me bekend voor.
- U komt me bekend voor.
- Jullie komen me bekend voor.
Er is hier iets aan de hand.
Hij werd rood van schaamte.
- Zijn ogen blonken van vreugde.
- Haar ogen straalden van blijdschap.
- Zijn ogen straalden van blijdschap.
Zijn ogen straalden van blijdschap.
Wat zijn jullie van plan?
Wat voor plannen hebt u vandaag?
Haar ogen straalden van blijdschap.
Ik heb schrik van honden.
Stel je voor:
Wat denk je...
30 jaar geleden,
Pas op de hond!
Ze huilde van ontroering.
- Hij zat tegenover mij.
- Hij zat voor mij.
Wat was hij van plan?
- Ik ga dood van de honger!
- Ik heb honger als een paard.
- Ik verga van de honger.
- Ik rammel van de honger.
- Ik sterf van de honger!
Ze is erg gezond.
Hij schreeuwde van de pijn.
We hebben ons klaargemaakt.
Wat is hij van plan?
Ze krijste van ontzetting.
Eerst wassen alvorens te dragen.
Ik verveel me dood.
Hou jezelf niet voor de gek.
Het werk gaat voor.
Voor vier uur geen bier!
Ze bibberde van de kou.
Ik spring van vreugde.
Hij stond voor me.
Tom stond voor Maria.
- Macht is recht.
- Macht geeft recht.
- Wat zijn jullie van plan?
- Wat voeren jullie in je schild?
Niemand rende voor hem uit.
Hij loopt voor mij.
De klok loopt voor.
Het is een misverstand.
Hij boog naar voren.
- Zet je schrap.
- Zet u schrap.
- Het gebeurt vaak.
- Het gebeurt regelmatig.
- Ik heb liever confituur.
- Ik heb liever marmelade.