Examples of using "Schlau" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben slim.
Katten zijn slim.
John is slim.
Dat is waarschijnlijk slim.
De hond is slim.
- Waarom ben jij zo slim?
- Waarom ben je zo slim?
- Waarom zijn jullie zo slim?
Duitsers zijn erg slim.
Mijn zus is heel intelligent.
- Ik kom er niet uit.
- Ik snap dit niet.
Jij bent niet zo slim.
Esther is slim, grappig en aardig.
Wat slim!
Verklaar dat maar eens.
We moeten slim en vindingrijk blijven.
Neem slimme beslissingen en we komen hier samen uit.
Hij is is weliswaar niet zo geleerd, maar toch sluw.
- Je bent heel slim.
- U bent heel slim.
- Jullie zijn heel slim.
Dit wordt niet gemakkelijk maar als we slimme keuzes maken...
Tom is slim genoeg om uit de problemen te blijven.
Dat was slim om hem vast te pinnen met de staaf.
Dat was slim om hem vast te pinnen met de staaf.
Dat was slim om hem vast te pinnen met de staaf.
Wel zo slim in de woestijn. De eerste prioriteit is drinken.
Het is slim om het uv-licht te gebruiken om schorpioenen te zoeken.
Het was niet zo erg snugger van je om dat briefje weg te gooien.
Tom is slim genoeg om uit de problemen te blijven.
Het is hier makkelijk verdwalen. Dus we moeten een slimme beslissing nemen.
Het is slim om het uv-licht te gebruiken om schorpioenen te zoeken.
Goed werk. Goed gedaan. Dat was slim om hem vast te pinnen met de staaf.
Dat is waarschijnlijk slim. Ik wil de slang niet uit het oog verliezen. Hij is opgerold.
- Ik begrijp het niet.
- Dat versta ik niet.
Hij is niet zo slim als zijn broer.