Examples of using "Optimistisch" in a sentence and their dutch translations:
Tom is optimistisch.
Ik ben optimistisch.
We zijn heel optimistisch.
- Tom is ambitieus en optimistisch.
- Tom is vol ambitie en optimistisch.
Tom klonk niet zo optimistisch.
Ik ben optimistisch.
Tegen mensen met kanker wordt gezegd dat ze positief moeten blijven.
Tom zei dat hij niet erg optimistisch was.
In jouw plaats zou ik niet zo optimistisch zijn.
Ik ben niet naïef. Ik ben alleen optimistisch.
Ik ben optimistisch.