Translation of "Kommst  " in Dutch

Kommst du?

Kom je?

- Woher kommst du?
- Wo kommst du her?

Uit welk land kom je?

- Aus welchem Land kommst du?
- Woher kommst du?

Uit welk land kom je?

Also? Kommst du?

- Dus? Ga je mee?
- Dus? Kom je?

Kommst du herunter?

Kom je naar beneden?

Woher kommst du?

Waar kom je vandaan?

Du kommst früh.

Je bent hier vroeg.

Kommst du mit?

Kom je mee?

- Wann kommst du heim?
- Wann kommst du nach Hause?

- Wanneer kom je thuis?
- Wanneer kom je naar huis?

- Warum kommst du nicht eher?
- Warum kommst du nicht früher?

Waarom kom je niet eerder?

- Du kommst aus Peking, oder?
- Du kommst aus Peking, richtig?

Jij komt uit Beijing, toch?

Du kommst mit mir.

Je komt met me mee.

Kommst du morgen zurück?

Kom je morgen terug?

Kommst du mich abholen?

Kom je me ophalen?

Kommst du oder nicht?

Kom je of niet?

Wann kommst du heim?

- Wanneer kom je thuis?
- Wanneer kom je naar huis?

Kommst du oft hierher?

Kom je hier vaak?

Kommst du mit mir?

Komen jullie met me mee?

Warum kommst du nicht?

- Waarom kom je niet?
- Waarom komt u niet?
- Waarom komen jullie niet?

- Kommst du?
- Kommen Sie?

- Komt ge?
- Kom je?
- Komt u?
- Komen jullie?

Wo kommst du her?

Waar kom je vandaan?

Wann kommst du zurück?

- Wanneer komt ge terug?
- Wanneer ben je terug?

- Woher kommst du?
- Wo kommst du her?
- Wo bist du her?

Waar kom je vandaan?

Hallo, Lewis, kommst du runter?

Hoi Lewis, kom je naar beneden?

Du kommst hier nicht rein.

Hier kom je niet door.

Wann kommst du nach Hause?

- Wanneer kom je thuis?
- Wanneer kom je naar huis?

Du kommst immer zu spät.

Je bent altijd te laat.

Du kommst früh nach Hause.

Je bent vroeg thuis.

Aus welchem Land kommst du?

Uit welk land kom je?

Ich möchte, dass du kommst.

Ik wil dat je komt.

Wann kommst du nach Japan?

Wanneer kom je naar Japan?

Wie kommst du zur Schule?

Hoe geraak jij op school?

Wie kommst du nach Boston?

Op welke manier ga je naar Boston?

Weiß Tom, dass du kommst?

Weet Tom dat je komt?

Warum kommst du nicht früher?

Waarom kom je niet eerder?

Warum kommst du nicht eher?

Waarom kom je niet eerder?

Weshalb kommst du zu spät?

Waarom ben je te laat?

Kommst du mit uns mit?

Ga je met ons mee?

Warum kommst du nicht rein?

Waarom kom je niet binnen?

Du kommst mir bekannt vor.

Je komt me bekend voor.

- Wann kommst du heim?
- Wann kommst du nach Hause?
- Wann kommt ihr nach Hause?

- Wanneer kom je thuis?
- Wanneer kom je naar huis?

Schneller, sonst kommst du zu spät.

Vlugger, anders ben je te laat.

Warum kommst du immer zu spät?

Waarom ben je altijd te laat?

Wann kommst du zurück zur Schule?

- Wanneer zal je terugkomen naar school?
- Wanneer kom je terug naar school?

Wieso kommst du nicht mit uns?

- Waarom komt ge niet met ons mee?
- Waarom kom je niet met ons mee?

Warum kommst du uns nicht besuchen?

Waarom kom je niet bij ons op bezoek?

Beeil dich, dann kommst du rechtzeitig.

Schiet op, dan zal je op tijd zijn.

Ich hoffe, du kommst bald zurück.

Ik hoop dat je snel terugkomt.

Kommst du nicht mit mir mit?

Kom je niet mee met mij?

Ich möchte nur, dass du kommst.

Ik wil alleen dat ge komt.

- Wann kommst du?
- Wann kommen Sie?

Wanneer kom je?

Kommst du an einem Briefkasten vorbei?

Kom jij langs een brievenbus?

- Ich gehe draußen spielen. Kommst du mit?
- Ich gehe raus zum Spielen. Kommst du mit mir?

Ik ga buiten spelen. Ga je mee?

Kommst du automatisch in die vierte Stufe.

kom je automatisch in de vierde fase.

Ich hoffe, du kommst zu meiner Geburtstagsfeier.

Ik hoop dat je naar mijn verjaardagsfeestje zal komen.

Ich gehe draußen spielen. Kommst du mit?

Ik ga buiten spelen. Ga je mee?

Beeil dich, sonst kommst du zu spät.

Vlugger, anders ben je te laat.

Beeil dich, sonst kommst du zu spät!

Als we ons niet haasten, dan komen we te laat hoor.

Beeil dich, oder du kommst zu spät.

Haast je of je bent te laat.

Tom und ich wollen, dass du kommst.

Tom en ik willen dat jullie komen.

Woher kommst du mit diesem schweren Koffer?

- Waar kom jij vandaan met deze grote koffer?
- Waar kom jij met deze grote koffer vandaan?

„Kommst du aus Australien?”, fragte der Filipino.

- „Kom je uit Australië?”, vroeg de Filippijn.
- „Komt u uit Australië?”, vroeg de Filippino.