Translation of "Woher" in Dutch

Woher?

- Vanwaar?
- Waarvandaan?

- Woher kommen Sie?
- Woher seid Ihr?

Waar komt u vandaan?

- Woher sind deine Vorfahren?
- Woher kommen Ihre Vorfahren?
- Woher kommen eure Vorfahren?

- Waar komen jouw voorouders vandaan?
- Waar komen uw voorouders vandaan?
- Waar komen jullie voorouders vandaan?

- Übrigens, woher bist du?
- Woher kommen Sie eigentlich?

Tussen haakjes, waar komt u vandaan?

- Woher kommen Sie, Karen?
- Woher kommst du, Karen?

Waar kom je vandaan, Karen?

Woher kamen sie?

- Van waar kwamen ze?
- Waar kwamen ze vandaan?

Woher kommst du?

Waar kom je vandaan?

Woher kommen Sie?

Waar kom je vandaan?

Woher kommt ihr?

Waar komen jullie vandaan?

Woher kommt er?

Waar schijnt ze vandaan te komen?

- Woher willst du das wissen?
- Woher weißt du das?

Hoe weet je dat?

- Woher hast du dein Englisch?
- Woher haben Sie Ihr Englisch?

Waar heb je je Engels opgedaan?

- Woher kommst du?
- Woher kommen Sie?
- Wo kommen Sie her?
- Wo kommst du her?
- Woher kommt ihr?

- Waar kom je vandaan?
- Waar komt u vandaan?

Woher kennt ihr euch?

Waar kennen jullie elkaar van?

Woher kennt Ihr Euch?

Waar kennen jullie elkaar van?

Woher weißt du das?

- Hoe weet je dat?
- Hoe weet u dat?
- Hoe weten jullie dat?

Woher kommt dieser Wagen?

Waar komt deze auto vandaan?

Woher kommen Sie eigentlich?

- Tussen haakjes, waar komt u vandaan?
- Waar komt u eigenlijk vandaan?

Woher kommt dieses Selbstvertrauen?

Waar komt al die zelfzekerheid vandaan?

Woher kommen Ihre Vorfahren?

Waar komen uw voorouders vandaan?

Woher kommt die Milch?

Waar komt die melk vandaan?

- Woher hast du dieses orangene Halstuch?
- Woher hast du diesen orangenen Schal?
- Woher haben Sie dieses orangene Halstuch?
- Woher haben Sie diesen orangenen Schal?

Waar heb je die oranje sjaal vandaan?

- Woher hast du denn das Hemd?
- Woher haben Sie denn das Hemd?

Hoe kom je aan dat hemd?

In Südafrika, woher ich komme,

In Zuid-Afrika, waar ik vandaan kom,

Woher soll ich das wissen?

- Hoe moet ik dat weten?
- Weet ik veel!

Woher weißt du das alles?

Hoe weet je dit allemaal?

Ich weiß, woher er kommt.

Ik weet van waar hij is.

Woher kennst du denn Tom?

Hoe ken je Tom?

Woher weißt du, wie’s geht?

Hoe weet je hoe het gaat?

„Woher kommt Tom?“ – „Aus München.“

"Waar komt Tom vandaan?" - "Uit München."

Woher hast du dein Englisch?

Waar heb je je Engels opgedaan?

- Es spielt keine Rolle, woher er kommt.
- Es ist unwichtig, woher er kommt.

Het maakt niet uit waar hij vandaan komt.

- Woher wusstest du, dass das passieren würde?
- Woher wusstet ihr, dass das passieren würde?
- Woher wussten Sie, dass das passieren würde?

- Hoe wist je dat dat zou gebeuren?
- Hoe wist u dat dat zou gebeuren?

- Woher kommst du?
- Wo bist du her?
- Wo seid ihr her?
- Wo sind Sie her?
- Woher seid Ihr?
- Woher bist du?

- Waar kom je vandaan?
- Waar komt u vandaan?

- Ich muss wissen, woher diese Zitate stammen.
- Ich muss wissen, woher diese Zitate kommen.

Ik moet weten van waar deze citaten komen.

- Woher wusstest du, dass ich Hunger hatte?
- Woher wusstest du, dass ich Hunger habe?

- Hoe wist je dat ik honger had?
- Hoe wist je dat ik trek had?

Ich wusste nicht, woher es kam.

Ik wist niet waar het vandaan kwam.

Woher nimmst du nur deine Ideen?

Waar haal jij je ideeën vandaan?

Es ist unwichtig, woher er kommt.

Het maakt niet uit waar hij vandaan komt.

Er weiß woher der Wind weht.

Hij weet van waar de wind komt.

Tom weiß, woher der Wind weht.

Tom weet van waar de wind waait.

Woher wusste Tom, dass Maria hier wäre?

Hoe wist Tom dat Mary hier zou zijn?

- Woher kommt Tom?
- Wo kommt Tom her?

Waar komt Tom vandaan?

Woher wusstest du, dass er verheiratet ist?

- Hoe wist ge dat hij getrouwd is?
- Hoe wist je dat hij getrouwd was?

- Wo kommen sie her?
- Woher kommen sie?

Waar komen ze vandaan?

- Wo kommt er her?
- Woher kommt er?

Waar komt hij vandaan?

- Woher kommen Sie?
- Wo kommen Sie her?

Waar komt u vandaan?

Ich muss wissen, woher diese Zitate stammen.

Ik moet weten van waar deze citaten komen.

- Woher kommst du?
- Wo kommst du her?

Uit welk land kom je?

- Woher komme ich?
- Wo komme ich her?

Waar kom ik vandaan?

Woher wusstest du, dass ich hier war?

Hoe ben je te weten gekomen dat ik hier ben?

Ich muss wissen, woher diese Zitate kommen.

Ik moet weten van waar deze citaten komen.

Woher kommst du mit diesem schweren Koffer?

- Waar kom jij vandaan met deze grote koffer?
- Waar kom jij met deze grote koffer vandaan?

Es spielt keine Rolle, woher er kommt.

Het maakt niet uit waar hij vandaan komt.

Woher weißt du, dass er das braucht?

Hoe weet je dat hij dat nodig heeft?

- Woher kommst du?
- Warum bist du gekommen?

Waarom ben je gekomen?

Woher wusstest du, dass ich Hunger hatte?

- Hoe wist je dat ik honger had?
- Hoe wist je dat ik trek had?