Examples of using "Kaninchen" in a sentence and their dutch translations:
Konijnen houden van wortels.
Konijnen houden van wortels.
Konijnen houden van wortels.
Konijnen eten graag wortelen.
Tom heeft konijnen.
Kunnen konijnen zwemmen?
Konijnen houden van wortels.
Dat was een slecht konijn.
Konijnen hebben lange oren.
Konijnen eten graag wortelen.
Dat was een slecht konijn.
Een konijn heeft lange oren.
Dat was een slecht konijn.
Waarom hebben konijnen lange oren?
Het konijn eet de wortel.
Ik heb een konijn als huisdier.
Er loopt een konijn in de tuin.
Er loopt een konijn in de tuin.
Dat was een slecht konijn.
Ik had een konijn en een hond.
Konijnen hebben lange oren en korte staarten.
Men kan enkele wilde konijnen zien in het bos.
Wat is het verschil tussen een konijn en een haas?
"Wat is er?" vroeg het kleine witte konijn.
Een konijn heeft lange oren en een korte staart.
"Wat is je wens?" vroeg het witte konijntje.
"Wilt ge dat echt?" vroeg het wit konijntje.
Ik ben gek op konijnen... met frieten en een goed glas wijn.
Toms broer Tim is een tovenaar die bang is voor konijnen.